Vorig jaar reikte Springtij aan Wubbo Ockels de Brandaris-prijs uit voor zijn moed, doorzettingsvermogen en verbeeldingskracht in zijn werk voor een betere wereld.
Als eerbetoon aan de op 18 mei jl. overleden Wubbo is de Brandaris-prijs omgedoopt tot Wubbo Ockels Prijs. Vanmorgen, op vrijdag 26 september 2014 is door Joos Ockels tijdens Springtij 2014 deze prijs uitgereikt Klaas van Egmond.
Juryrapport
“De natuur heeft altijd gelijk.” Dat zei Wubbo Ockels hier een jaar geleden toen hem de eerste Brandaris Prijs werd uitgereikt. In zijn dankwoord verbond Wubbo zijn strijd tegen kanker met de strijd voor de overleving van de aarde. De toespraak maakte zo’n diepe indruk op de aanwezigen dat hij als vanzelf “bergrede” is gaan heten. Op 18 mei 2014 overleed Wubbo. Als eerbetoon heeft Springtij in overleg met de familie de Brandaris Prijs omgedoopt tot de Wubbo Ockels Brandaris Prijs.
De Wubbo Ockels Brandaris Prijs is een oeuvreprijs; een prijs voor de volhardende kantelaar, de visionaire wegbereider, de verbindende inspirator die veel heeft betekend voor de verbetering van de duurzaamheid in brede zin. Het is tegelijkertijd een aanmoedigingsprijs, voor ons allen, want mensen met visie, lef, en doorzettingsvermogen is wat we nodig hebben. Mensen die over grenzen heen verbindingen aangaan. Want alleen samen komen we verder.
In voorbije maanden nomineerde u 20 kandidaten voor de Wubbo Ockels Brandaris Prijs 2014. Wij, de jury, danken u hartelijk voor alle inzendingen. Uw nominaties stemden ons zeer hoopvol. Stuk voor stuk betrof het veelbelovende, innovatieve, inspirerende, kantelaars voor wie de jury veel waardering heeft. De jury heeft elke nominatie getoetst tegen de vijf criteria die vooraf in een Huishoudelijk Reglement waren vastgelegd. Uiteindelijk was de jury unaniem in haar oordeel. Wij zijn ervan overtuigd dat Wubbo Ockels zich geen beter opvolger had kunnen wensen dan Klaas van Egmond.
Klaas van Egmond en Wubbo Ockels, generatiegenoten en markante karakters in de universitaire wereld. Beiden begonnen als uitgesproken bèta’s om uiteindelijk de menselijke geest centraal te stellen. Op zijn sterfbed liet Wubbo zijn tien geboden na. Het eerste luidt: “Humanity is inseparable.” We moeten het samen rooien. In zijn boek “Een vorm van beschaving” (Uitgeverij Christofoor 2010), en in vele artikelen en lezingen, pleit Klaas van Egmond voor een “gedeeld mensbeeld,” een stelsel van waarden dat ons als mensen beschrijft. Dat betekent niet dat we allemaal hetzelfde moeten zijn, nee, we blazen ieder onze eigen toon, maar we spelen ook samen in één orkest. We zijn deel én geheel. Als zodanig zijn wij “medescheppers” van onze omgeving. In het Anthropoceen is dat op grote schaal voelbaar. Het begrip Anthropoceen legt de nadruk vooral op de negatieve gevolgen ons handelen. Maar waarom zouden we het niet omdraaien? “Let us welcome the Human Age,” schreef Wubbo. Als wij “medescheppers” zijn van onze wereld, laten we er dan ook wat moois van maken. De voorwaarde, zegt Van Egmond, is dat wij het evenwicht zoeken tussen alle ons definiërende waarden, tussen geest en materie, en tussen het ego en de anderen. Alleen dan kunnen we tot volwaardige mensen uitgroeien en dat is het enige relevante doel van de samenleving. Langs zeer verschillende wegen komen Van Egmond en Ockels tot dezelfde conclusie: duurzaamheid en menselijke waardigheid zijn één en hetzelfde.
Zijn hele leven al is Van Egmond milieuwetenschapper en filosoof. Van kwekerszoontje dat in de landerijen rond Leiden een overweldigende natuur aantrof tot hoofd van het nationaal milieugeweten, het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP), hij heeft zich altijd afgevraagd: hoe werkt die wondere wereld? En wat is haar bedoeling? Zijn lange loopbaan bij het RIVM en MNP staat in de traditie van Rachel Carson en Dennis en Donella Meadows. Met computermodellen werden eerst lucht-. water- en bodemkwaliteit en later klimaatverandering en duurzaamheid onderzocht. Als wetenschapper is hij in staat een hoge mate van integriteit te koppelen aan politiek gevoel om zo visie, inzichten en handelingsruimte op een haalbare wijze te balanceren. Zo kon hij bijzonder invloedrijk zijn in de tijd dat het Nederlands milieubeleid tot stand kwam in de vorm van Nationale Milieubeleidsplannen (NMP’s) en is de leidende positie die Nederland daarmee internationaal verwierf in belangrijke mate aan hem te danken. Van Egmond en het MNP ontwikkelden zich mee met de immer complexere problematiek. Die vooruitstrevendheid heeft zijn MNP een centrale rol in het IPCC gegeven en heeft ertoe bijgedragen dat in 2007 het IPCC en Al Gore de Nobelprijs voor de Vrede werd toegekend.
De jury is onder de indruk van Van Egmond’s niet aflatende enthousiasme om beslissers te betrekken bij de natuurwetenschappen. Hij probeert steeds de dialoog aan te gaan: hoe moeten wetenschap en bestuur elkaar complementeren voor de beste, duurzame uitkomst? Wetenschap, zegt hij, is een “hygiënische manier om met onze inzichten omtrent de ons omringende wereld om te gaan.” De verantwoordelijkheid voor die hygiëne legt hij aan beide kanten. Hij waarschuwt als bestuurders hun politieke verantwoordelijkheid op de wetenschap afschuiven wanneer moeilijke afwegingen tussen milieu en economie onvermijdelijk worden. En hij luidt de bel als hij wetenschappelijke arrogantie ruikt, als de ratio dogmatisch wordt en de samenleving van zich dreigt te vervreemden. De natuur heeft immers gelijk, of de wetenschapper haar begrijpt of niet. Moed en nederigheid zijn twee kanten van dezelfde medaille.
En zo zit hij dan bij nacht en ontij metingen te doen met zelf aangeschafte apparatuur om het fenomeen graancirkels te ontrafelen. Een onmiskenbaar verschijnsel zonder verklaring, dus dat verdient onderzoek, of dat nu controversieel is of niet.
Ook na zijn afscheid als directeur van het MNP blijft Van Egmond zich positioneren tussen de maatschappelijke velden om hygiënische omgangsvormen te herstellen waar die zijn zoekgeraakt. In de SER en als mede-initiator van het Sustainable Finance Lab, samen met o.a. Herman Wijffels, spant hij zich in voor gezonde verhoudingen tussen publiek en privaat, tussen sociaal, natuurlijk en fiscaal kapitaal. Met humor en creativiteit deelt hij de vruchten van de decennialange zoektocht die begon met de verwondering van een zesjarige jongen op een kwekerij. Collegezalen hangen aan zijn lippen als hij de essenties van een complexe wereld ontwart en hen de vragen van de toekomst stelt.
Op Springtij onderzoeken we de ‘New Green Frontiers.’ Waar vinden we een nieuwe werkelijkheid, een nieuwe visie, een nieuwe gemeenschappelijkheid? Het ‘integrale mensbeeld’ dat Van Egmond schetst – en wat ook Ockels voelde – geeft een helder oriëntatiepunt voor een duurzame koers. Het zegt ook dat ‘Horaisan,’ het land van hoop, bestemming en transcendentie, misschien tevergeefs wordt gezocht voorbij de horizon. Misschien ligt het veel dichterbij, in ons midden, waar Van Egmond’s Brandaris staat. Die zegt: vaar, verken, maar verdwaal niet.