Naast financiële resultaten moeten duizenden grote bedrijven vanaf 2023 voor het eerst de effecten van hun activiteiten op milieu en samenleving opnemen in hun jaarverslag. Hebben ze meer dan 250 werknemers dan moeten ze aangeven wat het effect van de nieuwe machine is op het milieu of hoe het staat met de arbeidsomstandigheden in het verre buitenland waar de zonnepanelen zijn gemaakt. Dat is onderdeel van de ‘Corporate Sustainability Reporting Directive’ (CSRD) die de EU heeft aangekondigd in de route naar een duurzame economie in 2050.
Zo’n 75 procent van de Nederlandse economie gaat eronder vallen. Een goede zaak, maar het gaat om een gigantische operatie. Het nieuwe kabinet moet bedrijven daarbij gaan helpen, aldus de oproep van de NBA, de beroepsorganisatie van accountants die moeten waken over de verslaglegging.
Duurzaamheid staat uiteraard al langer op de agenda. Ondernemingen doen hun uiterste best om zichzelf te presenteren als een duurzaam verantwoorde organisatie. Met de inzet van elektrische lease-auto’s, het beperken van CO2-uitstoot, duurzame grondstoffen of het teruggeven van verbruikte energie. Dit alles om de consument te laten zien dat hun merk bijdraagt aan een duurzame samenleving. Maar de druk is hoog. Daarmee ligt groenwassen of zelfs fraude op de loer. De sjoemelsoftware van Volkswagen en de misleidende marketing van H&M over hergebruikt katoen liggen nog vers in ons geheugen. De nieuwe regels moeten dit tegengaan.
Kenniscentrum nodig voor educatie
De vraag is of we van de duizenden grote bedrijven in ons land mogen verwachten dat zij in 2023 klaar zijn voor duurzame verslaglegging volgens de Europese richtlijnen. Voor de meeste ondernemers wordt dit een fundamentele verandering in hun dagelijkse operatie. Het merendeel van de Nederlandse bedrijven heeft geen concrete doelstellingen en strategie uitgewerkt die aansluiten op de nieuwe richtlijnen. Daar begint het wel mee. Vervolgens is het zaak dat bedrijfsprocessen daarop ingericht worden, voor de verzameling van gegevens en betrouwbare rapportages die volgens de EU nu verplicht getoetst moeten worden door de accountant. Ook om te bepalen wat de grootste effecten op milieu en samenleving zijn en vice versa.
Deze omslag is niet eenvoudig en steun van het nieuwe kabinet is daarin onmisbaar. Sterker nog, dit is een unieke kans voor Nederland om een leidende positie in te nemen op weg naar een duurzame economie. Duurzaamheid leidt immers tot meer innovatie en ontwikkeling van kennis en talent. Het draagt bij aan meer activiteit en werkgelegenheid.
Het zou goed zijn als de nieuwe regering samen met de werkgevers een kenniscentrum optuigt voor de educatie van bedrijven. Verder moet ze in Europa luider aandacht vragen voor toezicht op kwalitatief betrouwbare informatie, ook om een papiertijger te voorkomen. Rekenmeesters als accountants en banken zullen hun klanten actief moeten aanspreken op hun aankomende plichten en bedrijven samenbrengen om van elkaar te leren.
Betrouwbare inzichten
De nieuwe EU-richtlijnen zijn ook een belangrijk signaal naar burgers. Niet dat we de illusie moeten hebben dat burgers straks massaal de bedrijfsjaarverslagen erop naslaan hoe het zit met de duurzaamheidspraktijken. Maar betrouwbare inzichten gaan er wel voor zorgen dat de media veel makkelijker het kaf van het koren kunnen scheiden. En waar nu de vinger wijst naar bedrijven die te weinig zouden bijdragen aan een duurzame samenleving, onderstrepen deze richtlijnen de gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid, bedrijfsleven en burgers.
Kortom, deze belangrijke eerste stap op weg naar een volledig duurzame economie in 2050 kunnen we gezamenlijk waarmaken. Maar alleen als overheid, bedrijfsleven, leningverstrekkers en accountants actief samenwerken om al die duizenden bedrijven in ons land daarin goed en eensgezind te faciliteren.
Wim Bartels, partner KPMG
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Trouw en met toestemming van de auteur overgenomen.