Toch is Wijn ervan overtuigd dat de regering een belangrijke rol kan spelen in de promotie van verantwoord ondernemen : door acties, optredens, artikelen en een permanente discussie. Binnenkort start Economische Zaken een campagne met als titel ‘ Verantwoord ondernemen duurt het langst’. Faciliteren van onderzoek is een andere rol. In januari gaat een universitair onderzoeksprogramma van start met financiële steun van de overheid.
In maart moet eindelijk het Kennis- en Informatiecentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen kunnen beginnen. Het zoeken naar een directeur daarvoor is in volle gang. Wijn: ‘Het kenniscentrum moet een spin in het web worden van alle activiteiten die in Nederland plaatsvinden. Het moet ervoor zorgen dat tussen bedrijven en instellingen een uitwisseling van kennis en praktijkervaring gaat plaatsvinden.’
Want daar ontbreekt het nu nog vaak aan. ‘Bedrijven snakken naar concretisering. Naar tips, naar uitwisseling van praktijkervaring en hulp bij de implementatie. Daarom ligt vandaag een CD-Rom klaar van de Kamer van Koophandel Utrecht en EZ. Deze CD-Rom geeft bedrijven informatie over hoe ze zelf verantwoord ondernemen concreter kunnen maken en waar ze mee te maken krijgen, zoals de Oeso-richtlijnen voor multinationals.’ De Oeso (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) heeft richtlijnen opgesteld waaraan internationale ondernemers zich moeten houden als ze in ontwikkelingslanden actief zijn.
De staatssecretaris onderschrijft dat verantwoord ondernemen te maken heeft met het ethische gedrag van ondernemers, maar vindt dat verantwoord ondernemen meer is dan het zich houden aan de wettelijke regels. ‘MVO gaat verder dan de wet. Dat moeten we goed blijven onderscheiden. Ondernemers moeten zich gewoon aan de wet houden. Bij MVO gaat het om dingen die je niet altijd in de wet kunt vastleggen. Het gaat om respect, verantwoordelijkheid. Als een bedrijf een fabriek neerzet in India, vind ik dat het best een schooltje kan neerzetten of zorgen voor gezondheidszorg voor zijn werknemers. Ik vind dat je op dat gebied best wat van ondernemingen mag verwachten.’
Wat Wijn nog niet van ondernemingen zal verwachten, is een verplichte verslaglegging over de sociaal-ethische en milieuactiviteiten. ‘Je perst bedrijven in een keurslijf van onderwerpen waarover ze moeten rapporteren. Daarmee stop je alle discussie en de interne verinnerlijking van wat verantwoord ondernemen is. Het wordt dan een kwestie van afvinken, in plaats van een discussie hoe bepaalde verantwoordelijkheden en activiteiten verder verfijnd kunnen worden.’
Wijn maakt een analogie van de financiële verslaggeving in Europa met die in de VS. ‘De VS hebben een regelcultuur, daar is alles vastgelegd. In Europa hebben wij een waardecultuur en moeten de cijfers een getrouw beeld geven. Dat geldt ook voor verantwoord ondernemen . Zonder het precies vast te leggen, weet een Nederlandse ondernemer heel goed wat dat is. En anders moet hij nog maar eens goed in de spiegel kijken.’
Marleen Janssen Groesbeek