De komende 3 jaar gaan 11 partners in West-Noord-Brabant onder leiding van TNO aan de slag om met lokale plantaardige reststromen groene bouwstenen te maken. Van gras naar lijm, van suikerbietenpulp naar verf of van houtsnippers naar isolatieschuim zijn voorbeelden van wat het B4-project – Better Biobased Building Blocks – voor ogen heeft. Deze bouwstenen maken de bouwsector niet alleen duurzamer, maar zorgen ook voor krasvastheid, vlamvertragendheid of UV-bestendigheid. Naast deze technologische innovaties delen de partners in dit B4-project ook kennis om scholieren, studenten, bedrijven en bestuurders klaar te stomen voor en te betrekken bij deze grondstoffentransitie. Dit gaat West-Noord-Brabant transformeren tot de hotspot voor biobased bouwstenen voor de bouwsector.
In het Better Biobased Building Blocks (B4) project wordt in de regio West-Noord-Brabant kennis gedeeld door experts met de chemiesector, de bouwsector, studenten, bestuurders en burgers. De projectpartners halen met behulp van technologie biobased bouwstenen uit de grondstoffen suikers en lignine afkomstig uit boom- en plantresten om duurzame producten voor de bouwsector te maken, zoals verf, constructieplaten en lijm.
De bouwsector staat voor een enorme uitdaging: in 2030 de helft minder CO2 uitstoten en in 2050 90%. Een van de fossiele bouwstenen die gaan worden vervangen door een duurzaam alternatief zijn aromaten. Maar liefst 40% van alle producten om ons heen bevat aromaten. Denk aan verf, lijm, isolatiemateriaal, textiel en schuimen. Op dit moment worden aromaten gemaakt uit fossiele grondstoffen en dit is niet goed voor het milieu en het klimaat.
B4: Better Biobased Building Blocks
Het B4 project combineert het ondernemerschap, de kennis en de expertise van kleine en middelgrote bedrijven (Relement, Impershield, Baril Coatings, Bodewes en Progression-Industry) en grotere ondernemingen (Westlake Epoxy en Worlée) met de technologieën en kennis van TNO, VITO en Avans Hogeschool. De partners willen laten zien dat biobased aromaten met succes fossiele aromaten kunnen vervangen in tenminste 6 toepassingen voor de bouwindustrie, zoals coatings, composieten, acryl- en epoxyharsen. En dat deze groene alternatieven, niet alleen duurzaam maar ook commercieel aantrekkelijk zijn.
Green Chemistry Campus als epicentrum
De Green Chemistry Campus in Bergen op Zoom vormt het epicentrum van dit project. Het is de thuisbasis van Shared Research Center Biorizon, een initiatief van TNO en VITO, dat samen met partners werkt aan de technologische ontwikkeling van bio-aromaten.
Door het meenemen van álle betrokkenen ontstaat een vliegwiel dat zorgt dat de transitie naar een klimaatneutrale economie werkelijkheid wordt. De Campus organiseert daarom binnen het B4-project een groot aantal bijeenkomsten en workshops voor een breed publiek. Voor MKB-bedrijven die willen weten wat de kansen zijn voor hun bedrijf, voor scholieren die een carrière in de biobased chemie overwegen, voor werknemers in de chemische industrie die willen weten wat er voor hen verandert als ze met biobased grondstoffen gaan werken en voor bestuurders die willen weten wat de kansen van deze grondstoffentransitie voor hun organisatie zijn.
West-Noord-Brabant als biobased hotspot
Het helpen van regio’s die sterk afhankelijk zijn van fossiele industrieën met de transitie naar een klimaatneutrale economie op een rechtvaardige en gelijkwaardige manier; dat is het doel van het Just Transition Fund van de Europese Unie. Het B4 project wil van West-Noord-Brabant een hotspot maken op het gebied van biobased bouwstenen voor de bouwsector. West-Noord-Brabant heeft hier in potentie alles voor in huis: restproducten uit de landbouw zoals suikerbietenpulp als groene grondstof, een chemische sector met veel kennis en personeel en sterke logistieke verbindingen. De B4 projectpartners willen duurzaam economisch perspectief bieden aan de regio door het bieden van een nieuw verdienmodel voor de agrarische sector en het creëren van extra banen in de chemische industrie.
Het B4 project heeft een totaalbudget van € 4,4 miljoen en het wordt medegefinancierd door de Europese Unie in het kader van het Just Transition Fund (JTF), het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Provincie Noord-Brabant.