De bodemsleepnetvisserij op tong verstoort de natuur van de Noordzee ernstig. In aantallen dieren bestaat de inhoud van de sleepnetten voor 99 procent uit onverkoopbaar zeeleven, variërend van kleine zeepaardjes tot doornhaaien van meer dan een meter groot. Een groot deel van de meegevangen en weer in zee teruggegooide dieren overleeft dit niet. Wekelijks sterven hierdoor miljoenen dieren. Dit blijkt uit een analyse van monitoringgegevens van Nederlandse kottervissers door milieu-economen Ben Vollaard en Aart de Zeeuw van Tilburg University.

Voor het eerst is voor deze monitoringsgegevens, verzameld in het kader van het Europese visserijbeleid, berekend hoeveel van de ‘teruggooi’ (discards) vangst niet overleeft. Daarvoor combineren de auteurs deze gegevens met wat uit eerder onderzoek bekend is over de overlevingskansen van de teruggooi. Dan blijkt dat voor elke verkochte platvis 38 andere zeedieren de dood vinden, waaronder 18 vissen en 20 andere zeedieren. Het gaat in merendeel om zee- en slangsterren, jonge platvissen, zee-egels, krabben en kreeften.

Lage overlevingskans voor vis

Het tot wel twee uur lang samengeperst zitten in het net, het plotseling drukverschil bij het omhooghalen van het net en het selectieproces aan boord wordt veel van de teruggooi te veel. De sterftekans is vooral hoog voor onverkoopbare, want te kleine vis, ongeveer 90 procent. Dat heeft grote invloed op de natuur van de Noordzee, want deze vis heeft zich nog niet kunnen reproduceren.

Opgeteld komen voor de weekvangst van één platviskotter ongeveer 1,2 miljoen andere zeedieren ook in het net terecht, waarvan er 420.000 het leven laten. Op dit moment zijn een kleine vijftig platviskotters actief.

Dode weggooi in beeld

De auteurs willen met hun onderzoek bijdragen aan een beter beeld van de omvang van de ongewenste bijvangst van de visserij. De meeste aandacht gaat uit naar voor de visserij belangrijke soorten, zoals tong en schol, en niet het andere zeeleven. De verstoring van het andere zeeleven door de visserij gebeurt buiten beeld, op zee. Om deze verstoring inzichtelijk te maken ontwikkelen de auteurs een eenvoudige maatstaf: het aantal weer overboord gegooide zeedieren dat de vangst niet overleeft – ofwel de ‘dode teruggooi’ – per verkochte vis. Zij passen deze maatstaf toe op de tongvisserij, de belangrijkste bron van inkomsten van Nederlandse vissers op de Noordzee.

Vanwege fraude met netten ligt de ongewenste bijvangst mogelijkerwijs nog een stuk hoger. Veel tongvissers maken de mazen van hun netten tot wel de helft kleiner dan wettelijk is toegestaan, zo is bekend uit eerder onderzoek van één van de auteurs van deze studie. De vissers profiteren hiervan, omdat zo minder tong van nét verkoopbare grootte, zogenoemde sliptong, uit het net ontsnapt.