Roelof Van Laar (PvdA) presenteerde 12 juni een initiatiefnota om kinderarbeid aan te pakken. Van Laar vindt dat bedrijven veroordeeld moeten worden als ze geen moeite doen om kinderarbeid in hun keten uit te bannen. Hoewel kinderarbeid wereldwijd enigszins daalt, gaat het te langzaam, zeker in bepaalde sectoren. Van Laar wil daarom een verbod op de verkoop van producten van kinderarbeid.
Het MVO Platform is positief over dit initiatief: het is hoog tijd dat de overheid – naast het aanmoedigingen van bedrijven – ook regels en sancties stelt voor bedrijven waarvan duidelijk is dat ze hun verantwoordelijkheid niet nemen. Het MVO Platform geeft hieronder enkele overwegingen bij dit voorstel en denkt graag mee over de nadere uitwerking.
‘Due diligence’
Bedrijven moeten voldoen aan de internationale richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Due diligence ofwel ‘gepaste zorgvuldigheid’, maakt sinds 2011 deel uit van die richtlijnen. Van Laar stelt in zijn nota dat due diligence niet werkt, maar het MVO Platform heeft een andere waarneming: bedrijven zijn nog nauwelijks met due diligence begonnen. De betekenis zoals in de richtlijnen omschreven is nog te weinig bekend.
Due diligence betekent dat bedrijven actief op zoek gaan naar misstanden of risico’s in de sectoren en/of landen waar zij opereren, dus ook naar kinderarbeid. Vervolgens moeten bedrijven proactief maatregelen nemen om negatieve impact te voorkomen en (bijdragen aan) herstellen of compenseren wanneer toch schade is ontstaan. Dit geldt niet alleen voor de effecten die het bedrijf zélf veroorzaakt, maar ook voor de impact van de activiteiten, diensten of producten van haar handelsrelaties, inclusief ketenrelaties. Over dit proces dient het bedrijf te communiceren.
De voorgestelde wetgeving zou een uitstekende bijdrage kunnen zijn aan het in praktijk brengen van due diligence. Sancties zoals van Laar voorstelt, moeten gerelateerd worden aan nalatigheid in het uitvoeren vandue diligence.
Voor welke bedrijven?
Van Laar zoekt in zijn nota naar een omschrijving voor welke bedrijven en situaties de nieuwe regels moeten gelden. Ook hier bieden de internationale richtlijnen de helpende hand. Met name de VN ontwikkelde in de toelichting op de UN Guiding Principles on business and human rights veel nuttige uitgangspunten die terug zouden moeten komen in de voorgestelde wetgeving. Enkele elementen:
- De verantwoordelijkheid geldt voor álle bedrijven, onafhankelijk van grootte, type product of diens en zowel voor de zakelijke als de consumentenmarkt.
- Is een bedrijf onbekend met schendingen in de toeleveringsketen, dan toont dat aan dat het due diligence proces niet op orde is, en niet dat er geen verantwoordelijkheid zou zijn.
- Geeft een bedrijf aan maar beperkt invloed te hebben op de keten, dan moet die invloed verworven worden (bijvoorbeeld door samenwerking in de sector).
Transparantie
Bedrijven moeten kunnen laten zien hoe hun keten in elkaar zit en op welke wijze due diligence is toegepast. Zonder deze informatie kunnen beloningen noch sancties worden uitgevoerd. (Daarnaast zijn er veel andere redenen waarom transparantie onderdeel van MVO is, zie ons visiestuk Actief overheidsbeleid, transparante bedrijven)
Transparantie wordt vaak geassocieerd met dikke rapporten en hoge administratieve lasten voor bedrijven. Ook van Laar benoemt nadelen van certificering. Het MVO Platform ziet alternatieven. Interessant is bijvoorbeeld een Frans wetgevend initiatief dat van bedrijven vraagt te tonen hoe zij hun due diligence proces hebben ingericht, maar pas wanneer een bedrijf verdacht wordt betrokken te zijn bij misstanden. De verantwoording vindt plaats indien nodig. Bedrijven die niet overtuigend kunnen aantonen dat zij due diligence hebben betracht, hebben de schijn tegen zich. Maar kunnen zij duidelijk maken dat zij alles hebben gedaan om schendingen te vermijden, dan is dat van invloed op het oordeel over de aansprakelijkheid (in zowel privaatrecht als strafrecht).
Het MVO Platform roept Van Laar en de Nederlandse overheid op om te bekijken in hoeverre deze vorm van transparantie ook in de Nederlandse regelgeving kan worden toegepast.Daarnaast kan zeker van grote bedrijven wel degelijk een (jaar)rapportage gevraagd worden over het gevoerde MVO-beleid, de maatschappelijke impact en het due diligence proces,
Kinderarbeid… om te beginnen
Terecht betoogt Van Laar dat Kinderarbeid een schrijnende misstand is in veel sectoren en landen. Tegelijkertijd schaden ook andere misstanden direct en indirect de belangen en rechten van kinderen én vormen ze een schending tegen internationale MVO-normen die door Nederland zijn onderschreven. Voorbeelden te over: ‘moderne slavernij’ bij Thaisekweekgarnalen en in de bouw in Qatar, het op grote schaal niet uitbetalen van leefbaar loon in de kledingindustrie, de vernietiging van het leefmilieu en inkomensbronnen in Indonesië door tinwinning ten behoeve van elektronicaproducten.
De verantwoordelijkheid van bedrijven en noodzaak tot due diligence geldt voor álle maatschappelijke effecten op sociaal, ecologisch en economisch gebied. Starten met kinderarbeid is een stap in de goede richting maar het perspectief moet zijn om de regelgeving uit te breiden naar andere risico’s en schendingen.
Regelgeving: ‘next step’ in MVO
Het MVO Platform wil een actievere overheid die met wetgeving bedrijven helpt én verplicht om zich maatschappelijk verantwoord te gedragen. Niet alleen het MVO Platform ziet dit als noodzaak, ook de VN kwam in de UN Guiding Principles met de aanbeveling dat overheden een “smart mix” van stimuleringsbeleid en regelgeving ontwikkelen om te bewerkstelligen dat bedrijven de mensenrechten respecteren.
Hetzelfde geluid horen we uit de wetenschappelijk hoek. In Nederland stelde de WRR dat het overheidsbeleid voor MVO te vrijblijvend is en eenomvangrijk Europees wetenschappelijk onderzoek naar de resultaten van MVO concludeert: “More political direction of CSR is needed … ‘more of the same ‘ approach will not bring about any fundamental change towards a sustainable economy”.
Tot slot komen ook koploperbedrijven zelf tot het inzicht dat verdere verduurzaming door regelgeving tot stand moet komen.
Er is, kortom, sprake van groeiende consensus dat regelgeving de “next step” in MVO is. In diverse landen binnen en buiten de EU zijn inmiddels wetgevende initiatieven voor MVO ingevoerd of in ontwikkeling. In Nederland lijkt er een taboe te liggen op regelgeving voor bedrijven, ongeacht wat het doel ervan is. Met dit initiatief van Van Laar wordt dat taboe doorbroken en heeft Nederland de kans zich in deze internationale trend te scharen.