Boeren die op grote schaal plantaardige eiwitten telen en consumenten die twee keer zoveel peulvruchten eten lijkt iets voor de verre toekomst, maar het is haalbaar binnen zes jaar. Dit stellen Wageningen Universiteit & Research, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, Larive International B.V. en Next Food Collective, de vijf initiatiefnemers van het masterplan ‘Economically-Powered Protein Transition through Innovation in Chains’ (EPPIC). Deloitte berekende dat het plan € 2,6 miljard aan economische activiteit katalyseert en aanzienlijk bijdraagt aan het behalen van klimaat- en natuurdoelen. Bovendien levert het verdienvermogen voor de Nederlandse boeren op. Namens de vijf initiatiefnemers en 82 partners diende het ministerie van LNV een aanvraag in bij het Nationaal Groeifonds. Het is één van de 47 voorstellen waar de ministers Adriaansens en Kaag de Tweede Kamer op 16 februari over informeerden.
De verschuiving van dierlijke naar plantaardige eiwitten gaat niet snel genoeg om de nationale doelen voor klimaat, stikstof en het tegengaan van ontbossing te halen. Ondanks allerlei inspanningen in de landbouw, voedingsindustrie en wetenschap, en campagnes gericht op consumenten. In Nederland krijgen maar weinig boeren het voor elkaar om rendabele gewassen te telen om de markt van lokale plantaardige eiwitten te voorzien. Het gevolg is dat nog steeds het grootste deel van de plantaardige eiwitten, waaronder soja, uit het buitenland komt. Ondanks de intentie van consumenten om minder dierlijke producten te eten, blijft de verhouding dierlijk – plantaardig niet in balans. Een versnelling van de transitie is noodzakelijk.
Hogere opbrengsten
De ambitie van de 87 betrokken partijen is om de inname van peulvruchten in Nederland te verdubbelen vóór 2030. Om dat doel te halen, zetten zij in het masterplan in op de landbouw, de voedingsindustrie en de consument. Voor boeren is het plan gericht op economische haalbaarheid bij het telen van gewassen met veel plantaardige eiwitten, zoals sojabonen, erwten, veldbonen en lupine. Daarvoor moet de opbrengst per hectare omhoog en de bestrijding van plant en teelt-ziektes verbeteren. De voedingsindustrie heeft behoefte aan kennis om hun productieprocessen om te schakelen van geïmporteerde sojaboon naar Nederlandse peulvruchten.
Aantrekkelijk voor consumenten
Bij de consument draait het om het veranderen van de fysieke omgeving, zoals het aanbod in de supermarkt of items op een menu. Daardoor komt iedereen op meer plekken in aanraking met plantaardige eiwitten. Dit zou de keuze makkelijker kunnen maken. Een onderzoeksvraag is bijvoorbeeld of het eten van vleesvervangers op basis van plantaardige eiwitten een nodige tussenstap is die uiteindelijk leidt tot het consumeren van peulvruchten die minder bewerkt zijn. Gezondheidsaspecten krijgen ook aandacht in het onderzoek.
Economie en milieu profiteren
EPPIC brengt lopend onderzoek en andere bestaande initiatieven samen en vult ontbrekende kennis aan om de eiwittransitie te versnellen. Het plan levert naar verwachting een groei van € 2,6 miljard op aan economische activiteit. De import van soja kan met een derde worden teruggebracht. De economische voordelen gaan bovendien gepaard met aanzienlijke milieuvoordelen, waaronder een vermindering van 640 miljoen kg CO2 equivalente emissies, een vermindering van 10 miljoen kg stikstof en een vermindering van het landgebruik met 7% voor het Nederlands voedselpatroon.
Wereldwijd kennisdelen
De opgedane kennis heeft tot slot niet alleen in eigen land betekenis, maar is van waarde voor de eiwittransitie wereldwijd. ‘Nederland heeft al ontzettend veel expertise in huis voor innovatie in de landbouw en de hele voedselketen. Op het gebied van de eiwittransitie is nu het moment om wereldwijd een koploperspositie in te nemen’, stelt Stacy Pyett, programmaleider Proteins for Life aan WUR. In totaal is voor dit EPPIC plan een bijdrage van € 96 miljoen aangevraagd bij het Nationaal Groeifonds.