Ik ben een optimist en probeer altijd het positieve naar voren te halen. Als het gaat om maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen, stoot mijn kortetermijnoptimisme echter op de harde werkelijkheid. Bedrijven hebben het voortdurend over hun toewijding aan maatschappelijk verantwoord ondernemen , maar als we zorgvuldig naar de werkelijke prestaties kijken, is de situatie objectief gezien vrij hopeloos.

Welke definitie we ook hanteren voor maatschappelijk verantwoord ondernemen , het is bijzonder moeilijk om bedrijven een hoog waarderingscijfer te geven. Hier zijn een paar populaire definities:

– Maatschappelijk verantwoord ondernemen houdt in dat een bedrijf goede prestaties levert op sociaal en financieel gebied en op het gebied van milieu. Deze drie terreinen moeten allemaal in balans zijn en worden beoordeeld op grond van de volgende maatstaven: sociale rechtvaardigheid, milieuvriendelijkheid en economisch succes (de drie P’s van People, Planet en Profit).

– Duurzaam ondernemen schept waarde op het gebied van milieu en maatschappij voor externe belanghebbenden, en verhoogt de waarde voor de aandeelhouders.

– Duurzaam ondernemen of ’triple bottom line’ betekent dat een bedrijf zich de volgende vraag stelt over zijn producten en diensten: verbeteren mijn producten en diensten het milieu en de sociale omstandigheden? En kan mijn bedrijf dan ook nog winstgevend zijn?

Het kost vrij veel moeite om tussen de kernactiviteiten van de grote bedrijven een voorbeeld van duurzaam ondernemen te vinden. Hoezeer Shell en BP ook hun best doen om ons te overtuigen van hun toewijding aan duurzame energiebronnen, hun kernactiviteit is milieuvernietiging. Ze dragen bij aan de enorme toename van de hoeveelheid kooldioxide in de atmosfeer, als gevolg van het verbranden van hun producten. Uit een rapport van het World Resources Institute (WRI) blijkt dat de 100 miljoen dollar die Shell sinds 1997 jaarlijks uitgeeft aan duurzame energiebronnen, minder dan een procent van de totale kapitaaluitgaven van het concern bedraagt.

Ondanks de bewering van Albert Heijn dat het een verantwoordelijke onderneming is, is het model dat het bedrijf hanteert om zijn milieukosten te rationaliseren niet duurzaam. Het net op tijd afleveren van producten, het niet gebruiken van groene energie voor de supermarkten, het betrekken van producten op grond van hun kostprijs en niet op grond van de milieukosten van het transport – bijvoorbeeld het zenden van lege jampotten naar China om daar opnieuw gevuld en teruggestuurd te worden – zorgenervoor dat Albert Heijn niet duurzaam is. Te oordelen naar de jongste financiële resultaten levert deze handelwijze ook niet méér winst op. Waterstofmotoren zijn (nog) niet in productie en alle autoproducenten dragen bij aan het broeikaseffect.

De meeste banken hebben veel minder dan een procent van hun totale vermogen geïnvesteerd in duurzame beleggingen. Zo financiert Rabobank ondanks het succes van groene beleggingsfondsen nog steeds de intensieve landbouw. Telecombedrijven moeten voortdurend personeel op straat zetten ter compensatie van hun incompetente, door hebzucht aangedreven kooplust van de afgelopen vijf jaar. CMG was vermoedelijk een geweldig bedrijf om als werkgever te hebben, zolang het geld binnenstroomde. Toen de tijden moeilijker werden, veranderde de onderneming in een soort uitzendbureau om in staat te zijn mensen makkelijker te ontslaan.

Cementfabrieken produceren op een ongelooflijke schaal kooldioxide. Met één ton kooldioxide per ton cement heeft het duurzame cementproject – dat door de World Business Council for Sustainable Development (WBCSD) wordt gecoördineerd en gepropageerd – iets van een misplaatste grap. Het project houdt zich voornamelijk bezig met aangelegenheden van logistieke aard en met wat kleinere zaken die de doelmatigheid ten goede komen. De oplossing is echter al jaren bekend: een cementsoort die tot 85 procent minder uitstoot van schadelijke gassen leidt, drie keer zo sterk is als gangbaar cement en slechts half zoveel water verbruikt.

Chemiereuzen als Dow, Du Pont en Akzo zingen allemaal de mantra van de duurzaamheid, sommige bedrijven hebben er zelfs boeken over uitgegeven. Toch worden er ondanks pogingen van de Europese Unie om kankerverwekkende chemicaliën te verbieden, nog steeds stoffen geproduceerd die de endocriene klieren in de war brengen.

Luchtvaartmaatschappijen worden met honderden miljarden dollars gesubsidieerd, doordat er geen btw op de tickets en geen accijns op kerosine wordt geheven, en door het afstaan van grote stukken land. Toch lijden deze maatschappijen nog steeds verlies en pompen ze grote hoeveelheden broeikasgassen de lucht in.

Waar ging het enige concrete voorstel op de VN-conferentie voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg over, dat werd ondersteund door het bedrijfsleven? Over vis. De visstand heeft namelijk zo’n alarmerend laag niveau bereikt, dat Unilever, de grootste producent van diepvriesvis ter wereld, er geen geld meer aan kan verdienen.

Waarom liet het bedrijfsleven niets van zich horen bij alle andere urgente kwesties die in Johannesburg aan de orde werden gesteld? Ik vermoed dat de financiële pijn en de schade voor de reputatie van bedrijven nog hoger gemaakt moeten worden om ze in beweging te krijgen.

Er is nu op meer plekken sprake van duurzaam ondernemen dan tien tot twintig jaar geleden. Toen bevonden we ons wat dat betreft nog in de prehistorie. Nu zouden we beter moeten weten. Maar zolang het bedrijfsleven maatschappelijk verantwoord ondernemen beschouwt als het sausje dat een bedorven groentegerecht moet laten smaken of als een mooie jas die een afschrikwekkend lichaam moet verhullen, stelt het allemaal weinig voor.

‘Bedrijfsburgerschap’ is een term die ondernemingen graag gebruiken om aan te tonen hoe maatschappelijk verantwoord ze bezig zijn. Maar dat is niet hetzelfde als maatschappelijk verantwoord ondernemen . Iedereen wil lid zijn van de fitnessclub, maar niemand wil op de weegschaal staan.

Robert Rubinstein is oprichter van Triple Bottom Line Investing Conference. Vertaling: Menno Grootveld.