Er zijn meer Nederlanders voor dan tegen transities die cruciaal zijn voor de overgang naar een nieuwe economie[1]. Op het gebied van energie en maatschappij geldt zelfs dat een kantelpunt binnen handbereik is. Dit concludeert Triodos Bank op basis van een representatief onderzoek onder 1.048 Nederlanders dat de bank door Motivaction liet uitvoeren naar een vijftal transities.
Triodos Bank verwerkte de bevindingen in haar vandaag gepubliceerde outlook op de Nederlandse economie in 2025. Volgens de transitiewetenschap is voor een sociale normverschuiving een significante minderheid van de bevolking nodig. Het omslagpunt ligt gemiddeld rond de 25%. Na zo’n kantelpunt ontstaat een nieuwe norm, waardoor een transitie werkelijkheid wordt. “Een aantal cruciale transities is veel dichterbij dan we zelf hadden verwacht”, concludeert hoofdeconoom Hans Stegeman van Triodos Bank.
De transitiemeters op het gebied van energie en maatschappij staan al op 22%. Dit percentage is een optelsom van mensen die hun gedrag al hebben aangepast of van plan zijn hun gedrag aan te passen naar gedrag dat je na de transitie zou verwachten. Zo vliegt bijna de helft van de Nederlanders (48%) al minder of helemaal niet meer om de CO2-uitstoot te verlagen. Van de groep die dit nog niet doet is 8% dit van plan en nog eens 12% zegt dit ook te gaan doen als anderen dit doen of als het door beprijzing duurder wordt dan alternatieven.
Hans Stegeman: “Wat we nu normaal vinden kan snel veranderen. Vroeger was roken op veel plekken normaal, maar nu is het op veel plaatsen verboden en is dat de nieuwe norm. Dit kan ook op andere gebieden gebeuren. Dit onderzoek laat zien dat we dichter bij enkele onomkeerbare normverschuivingen komen. Maar een transitie is nooit een rechtlijnig proces. Bedrijven die veel geld verdienen met het huidige systeem van onduurzame productie, zullen veranderingen zo lang mogelijk proberen tegen te houden. Ook mensen die bang zijn dat alles slechter wordt, zullen moeilijk meegaan. Hoe dichter we bij een kantelpunt komen, hoe sterker de tegenstellingen tussen groepen in de samenleving. Dat zien we nu gebeuren, een teken dat het besef dat verandering naderbij komt langzaam doordringt.”
De belangrijkste uitkomsten op een rij
- Bij elke transitie is er een veel grotere groep Nederlanders die verandering wil dan een groep die ertegen is. De verhouding is gemiddeld 50% voor verandering en 15% tegen verandering.
- De grootste groep Nederlanders die zich al gedraagt zoals verwacht na een transitie, of van plan is dit te doen, bevindt zich bij de energietransitie (bijvoorbeeld minder vliegen) en de maatschappelijke transitie (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk). Bij beide is dit 22%.
- De welzijns- en voedseltransitie liggen beide nog onder de 15% en zijn dus ver verwijderd van het 25%-omslagpunt. Maar als we ook de Nederlanders meerekenen die beïnvloed kunnen worden door hun omgeving of prijs, kan een kantelpunt toch snel dichterbij komen.
- Bij de grondstoffentransitie is een kantelpunt nog ver weg: alleen pioniers nemen actie. Een klein aantal mensen is van plan zich aan te sluiten, en beprijzing heeft ook weinig effect.
- Er zijn grote verschillen tussen groepen. De weerstand tegen veranderingen is het laagst bij ouderen boven de 65 en jongeren onder de 25. Mensen boven de 55 ondernemen zelf relatief veel actie, terwijl jongeren iets minder bereid zijn of de mogelijkheid hebben om in actie te komen. Hoger opgeleiden staan meer open voor transities dan lager opgeleiden.
- Op het gebied van energie, voedsel en grondstoffen verwachten Nederlanders vooral actie van bedrijven: ruim 70% vindt dat bedrijven sneller de CO2-uitstoot en het grondstoffengebruik moeten verlagen dan nu het geval is.
- Voor meer sociale cohesie verwachten Nederlanders vooral actie van de overheid, zoals door het openhouden van buurtcentra en sportveldjes en het subsidiëren van projecten die gemeenschappen versterken.
- Overheidsbeleid om vleesconsumptie te ontmoedigen, krijgt weinig steun. Een grote meerderheid (68%) die nog geen vegetariër zijn, geeft aan hier absoluut geen interesse in te hebben.
Hans Stegeman: “De onderzoeksresultaten bieden reden voor optimisme; ze leren ons dat polarisatie transitie niet per se in de weg staat. Er is slechts een beperkte groep Nederlanders tégen de vijf onderzochte transities. Ze leren ons ook dat we alleen een nieuwe economie krijgen als die verandering inclusief is. Er moet voldoende zekerheid zijn voor iedereen. Ten slotte leren ze ons dat we kleine stappen moeten nemen als de kloof tussen intentie en actie groot is. Zo wordt het opgeven van vlees door veel mensen gezien als een beperking van hun vrijheid. Het beprijzen van geïmporteerde en bespoten producten daarentegen is op basis van dit onderzoek wel een haalbare transitieversneller. Meer inzicht in kantelpunten helpt beleidsmakers om specifieker en preciezer te kijken naar waar draagvlak voor is, en waar niet. Een vleestaks is het laatste wat je moet doen als je een transitie wilt versnellen. Dat is een brug te ver.”
De vijf onderzochte transities
De grote veranderingen waar Nederland voor staat, kunnen worden verdeeld in vijf transities: energie (de overgang naar zonne- en windenergie), grondstoffen (stappen naar een circulaire economie), voedsel (verschuiving naar meer plantaardig en lokaal geproduceerd), maatschappelijk (meer sociale verbondenheid) en welzijn (grotere nadruk op een prettig leven en gezondheid in plaats van alleen economische groei en geld).
[1] Onder een nieuwe economie verstaat Triodos Bank een gezonde economie die klimaatneutraal, circulair en inclusief is, met eerlijke en transparante handelsketens.