De platte prijsconcurrentie toont zich regelmatig. Zo riep Blokker deze zomer klanten op goedkope Mach3 scheermesjes uit de aanbieding terug te brengen. Ze vallen met scheren uit elkaar en zijn namaak, dus geen Gillette .
De echte concurrentiestrijd met China en andere lagekostenlanden gaat over kosten en kwaliteit. In Nederland en andere EU-landen liggen beide beduidend hoger. Helaas blijven schade aan mens of natuur vaak als onbetaalde rekeningen onzichtbaar. Transparantie is vereist. De kosten van externe effecten moeten zichtbaar worden in de verkoopprijs. Zo is een kunststof product waarin oud materiaal wordt herverwerkt – recyclaat – duurzamer dan een product uit nieuw materiaal. Op tal van milieumaten tonen verschillende milieu levenscyclusanalyses (lca’s) dat aan. Er zijn ook extra kosten door inzamelen, herontwerp van product en kwaliteitscontroles. De sociale en milieukosten kunnen we duidelijk als deel van de prijs laten zien.
Concurrentie op duurzame ontwikkeling vereist een fundamentele verandering. Bedrijven moeten sociale en milieukosten – de kosten van externe effecten – zichtbaar maken in hun verkoopprijs en zo worden duurzame producten herkenbaar. De overheid legt heffingen op producten, zodat de rekeningen van niet duurzaam produceren betaald worden en de verkoopprijs van het product wordt gecorrigeerd. Doel is te komen tot eerlijke, internationale concurrentie tussen producten die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.
Duurzame ontwikkeling wordt vrijwillig en via wetgeving in onze Nederlandse en Europese maatschappij geïntegreerd. Ook de 670 NRK ledenbedrijven in de rubber- en kunststofindustrie kozen in 2000 voor duurzaam ondernemen methet motto ‘Beleef polymeer. Blij met rubber en kunststof!’ De overheid dient duurzame ontwikkeling af te dwingen, bijvoorbeeld door bestaande mededingingsinstrumenten anders in te zetten en een gelijk speelveld te creëren dat uitgaat van duurzame Europese ontwikkeling. Dat kan door te toetsen of producten die op de markt komen aan de duurzaamheidseisen voldoen. Zo niet, dan volgt een heffing want er is een onbetaalde rekening die moet worden voldaan en om eerlijke concurrentie te waarborgen.
De hoogte van de heffing kan vastgesteld worden via zogenaamde iso-normen en ‘ total quality management’-systemen. Verdere onderbouwing kan via maatschappelijke jaarverslagen en externe accountants. Het doorberekenen van externe effecten verkleint het prijsverschil tussen ‘Made in Holland’ en lagekostenlanden. Het lagelonenvoordeel blijft bestaan, maar de sociale en milieukosten zitten in beide verkoopprijzen.
De consument geeft uiteindelijk de doorslag. Die stelt steeds hogere eisen. Het scheermesje moet goed scheren, maar kwaliteit gaat ook over het bedrijf en de manier waarop het product is gemaakt. De consument wil producten die goed werken en bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Door de sociale en milieukosten bij de eindprijs te vermelden, kunnen de duurzame aanbieders zich positief onderscheiden. Transparante externe kosten spreken de klant aan op zijn eigen verantwoordelijkheid: een T-shirt uit India voor 12,95 euro of een uit Europa van 14,50 euro met op het prijskaartje ‘ duurzaam geproduceerd, kosten 2,50’.
De keus is aan ons: gaan we voor goedkoop of betalen we iets meer voor kwaliteit. Geen kinderarbeid, goede arbeidsomstandigheden, schoon afval, zorg voor natuur. De groei van eerlijke handel geeft mij vertrouwen dat het koopgedrag van de consument verduurzaamt waardoor de markt zal kantelen. Dat is een begin van eerlijke concurrentie.
Erik de Ruijter is algemeen directeur van de Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie (NRK).