Eindelijk, na jaren onderhandelen hadden de Raad en het Europese Parlement afgelopen december een politiek akkoord bereikt over de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (afgekort de CSDDD of CS3D). Deze richtlijn verplicht grote bedrijven om milieuoverwegingen, klimaatmaatregelen en mensenrechten te verankeren in hun bedrijfsvoering. Het akkoord werd gezien als een doorbraak: alleen nog een paar technische details uitwerken, en afhameren maar.
Het liep net even anders. Door de FDP werd de Duitse ‘Ja’ toch een ‘nee’; Italië maakte zich opeens zorgen over de gevolgen voor het MKB; Frankrijk zag zijn kans schoon om een nóg hogere toepassingsdrempel te forceren; verschillende Oost-Europese landen kregen koudwatervrees. Met de naderende Europese verkiezingen en de verwachte ruk naar rechts leek de richtlijn ten dode opgeschreven.
De CSDDD werd de afgelopen weken wel vier of vijf keer (ik ben de tel kwijtgeraakt) geagendeerd door de Raad. Keer op keer was er geen meerderheid, en telkens kwam er meer water bij de wijn. Zo werd het toepassingsbereik van de richtlijn teruggeschroefd, de reikwijdte van de ketenverantwoordelijkheid beperkt, en de Europese minimumregeling voor aansprakelijkheid geschrapt.
Op 15 maart, in de allerlaatste bijeenkomst waarin de Raad zijn goedkeuring nog kon geven, werd alsnog een akkoord werd bereikt. De (afgezwakte) CSDDD kan nu nog net voor de verkiezingen langs het Europese Parlement, die de richtlijn naar alle verwachting zal goedkeuren. Toch nog witte rook aan de horizon.
De hoofdoorzaak voor alle CSDDD-drama is de due diligence-plicht. Op grond van deze verplichting moeten grote bedrijven mensenrechtenschendingen en milieuverontreiniging in hun internationale handelsketen identificeren, voorkomen, beperken en/of beëindigen. De CSDDD staat daarom ook wel bekend als de ‘antiwegkijkwet’.
De tweede pijler van de CSDDD is minder bekend: de verplichting om een zogeheten ‘klimaattransitieplan’ te maken en implementeren. In dit plan moeten bedrijven emissiereductiedoelen stellen om te borgen dat hun bedrijfsmodel verenigbaar is met de 1.5-gradendoelstelling uit het Parijsakkoord. Het klimaattransitieplan is minder omstreden, maar mijns inziens net zo belangrijk (en ingrijpend!) als de due diligence-plicht. Ik vertel er graag meer over.
Als fenomeen bestaat het klimaattransitieplan al langer. Dat is logisch, want de transitie naar een duurzame economie heeft ingrijpende gevolgen voor bijna alle bedrijven. Het wordt bijvoorbeeld lastiger om vervuilende activiteiten te financieren; uitstootrechten worden schaarser en duurder; en opdrachtgevers, werknemers en consumenten stellen hogere eisen aan klimaatprestaties van bedrijven. Ondernemen is vooruitkijken, en business as usual is geen houdbare optie meer. Bestuurders die dat inzien maken klimaatplannen.
Niet alleen in de bestuurskamers, maar ook in het recht krijgen klimaattransitieplannen steeds meer voet aan de grond. In de OESO-richtlijnen geldt het maken en implementeren van zo’n plan al als voorwaarde voor verantwoord ondernemen. In klimaatrechtszaken zoals die van Milieudefensie tegen Shell worden bedrijven reductiedoelen opgelegd met een beroep op mensenrechten. Verder zijn grote bedrijven op grond van de recent ingevoerde Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) verplicht te rapporteren over hun klimaatimpact en klimaatstrategie. Dan zijn er ook nog sectorale regelingen, zoals de EU-ETS, waardoor bepaalde bedrijven een ‘climate neutrality plan’ moeten maken voor het uitfaseren van installaties met zeer hoge CO2-uitstoot.
Of het nou komt door een groen geweten, strategisch inzicht, of toenemende regulering: klimaattransitieplannen zijn in opkomst. De CSDDD kan die ontwikkeling consolideren. Grote bedrijven die de noodzaak van transitieplanning nog niet inzien, of niet willen inzien, worden daardoor verplicht om klimaatmaatregelen te verankeren in de bedrijfsstrategie.
Het is natuurlijk jammer dat de richtlijn door alle compromissen slechts geldt voor 0,05% van de Europese bedrijven. Toch is de CSDDD een belangrijke stap voor het klimaat. De grote bedrijven die er wél onder vallen zijn namelijk systeemspelers met een grote invloed op de markt. Bovendien moeten deze bedrijven rekenschap geven van de uitstoot in hun handelsketen, en daar hun invloed ook aanwenden voor verduurzaming. Indirect heeft de richtlijn dus toch nog een groot bereik.
De CSDDD draagt bij aan een gelijker speelveld en geeft meer duidelijkheid over klimaatverplichtingen van bedrijven. Maar pas op: duidelijk wordt het nog zeker niet. Hoe kan bijvoorbeeld worden vastgesteld óf een bedrijfsmodel verenigbaar is met de 1.5-gradendoelstelling? Wat als een bedrijfsmodel inherent onverenigbaar is met klimaatdoelstellingen; moet het bedrijf dan zichzelf opdoeken of heruitvinden? En wat als de reductiedoelstellingen niet worden gehaald?
De opkomst van klimaattransitieplannen leidt tot allerlei lastige, fundamentele vragen over de rechten en plichten van bedrijven. Om de opwarming van de aarde binnen de perken te houden, zullen we niettemin snel antwoorden moeten vinden. In de kern is de klimaatcrisis immers een verantwoordelijkheidscrisis. In dat kader, sluit ik af met een oproep aan het Europees Parlement: afhameren die CSDDD!
Deze bijdrage werd eerder geplaatst als redactioneel in het rechtswetenschappelijke tijdschrift Milieu en Recht van Wolters Kluwer.
Mr. Dr. Tim Bleeker is klimaatjurist en expert milieuaansprakelijkheidsrecht. Hij coördineert de klimaatrechtmaster aan de Vrije Universiteit Amsterdam, en is als onderzoeker verbonden aan het Amsterdam Centre for Climate Change and the Law (A4CL).