Het Nederlandse ruimte-instrument TROPOMI levert dagelijks een mondiale kaart van methaanconcentraties. Dat is belangrijk, omdat methaan voor een kwart bijdraagt aan de klimaatopwarming. Een aantal individuele bronnen lekt grote hoeveelheden methaan en vormt daarmee het laaghangend fruit in de strijd tegen klimaatverandering. Onderzoekers van SRON zijn er nu in geslaagd om die methaanpluimen met behulp van machine learning (AI) te ontdekken. De zo gevonden superuitstoters hebben een klimaatimpact die groter is dan die van heel Nederland.
Overzicht van alle methaanpluimen van super-uitstoters die TROPOMI in 2021 heeft gedetecteerd. Linksonder: TROPOMI detecteert een methaanpluim boven een olie-exploitatie gebied.
Rechtsonder: Een GHGSat-waarneming, gedaan op basis van eerdere TROPOMI-detecties in het gebied, onthult emissies van een niet-aangestoken fakkel.
Methaan is een bijzonder relevant broeikasgas. Dat komt door het sterke vermogen van methaan om warmtestraling vast te houden die normaal gesproken de ruimte in zou verdwijnen. Ter vergelijking: een ton uitgestoten methaan houdt dertigmaal meer warmte vast dan een ton uitgestoten CO₂, gemeten over een eeuw (GWP-100). En dat terwijl methaan veel sneller dan CO₂ uit de atmosfeer verdwijnt, na ongeveer tien jaar.
Dat laatste biedt een kans om klimaatmaatregelen te nemen die relatief snel effect hebben. Reductie van methaanuitstoot levert na tien jaar een daadwerkelijke reductie op van wereldwijde methaanconcentraties, en dus een minder versterkt broeikaseffect. Zogenoemde superuitstoters vormen hierin het laaghangende fruit. Sommige olie- en gasinstallaties, kolenmijnen en vuilnisbelten stoten namelijk enorme hoeveelheden methaan uit. Relatief eenvoudige reparaties kunnen daardoor grote klimaatwinst opleveren. Maar dan moeten deze superuitstoters wel gevonden worden.
Het Nederlandse TROPOMI-instrument is het enige ruimte-instrument dat elke dag een mondiale kaart met methaanconcentraties produceert. Nu hebben wetenschappers van het Nederlandse ruimteonderzoeksinstituut SRON een methode ontwikkeld waarbij ze in deze kaarten automatisch methaanpluimen ontdekken via machine learning. Vervolgens berekenen ze ook automatisch de omvang van hun uitstoot op basis van de gemeten concentraties en actuele windsnelheden.
‘Eerst pikten we handmatig de grootste uitstoters eruit, maar het blijft lastig zoeken in de miljoenen TROPOMI pixels,’ zegt eerste auteur Berend Schuit (SRON). ‘Een methaanpluim is vaak maar een paar pixels groot. Nu krijgen we elke dag automatisch een lijst met detecties uit het machine learning model. Die controleren we iedere week handmatig om zeker te zijn van onze zaak. Wat overblijft, wekelijks tientallen methaanpluimen, publiceren we online. Lekken die persistent zijn verwijzen we door naar andere satellieten met hogere resolutie, om de precieze uitstoter te vinden. Deze informatie wordt gebruikt door het International Methane Emissions Observatory van de Verenigde Naties om samen met de verantwoordelijke bedrijven of overheden een oplossing te vinden.’
‘De tientallen methaanpluimen die TROPOMI elke week oppikt bieden een gouden kans in de strijd tegen klimaatverandering,’ zegt medeauteur Bram Maasakkers (SRON). ‘Als je het vanuit de ruimte kunt zien, is het serieus. We krijgen nu voor het eerst een goed wereldwijd beeld van deze super-uitstoters. In onze publicatie beschrijven we de 2974 pluimen die we in 2021 hebben gevonden; 45% daarvan komen van de olie en gas industrie maar we zien ook pluimen van stedelijke gebieden (35%) en kolenmijnen (20%). Wij detecteren door de mens veroorzaakte uitstoot met een klimaatimpact die aanzienlijk groter is dan die van heel Nederland. In veel gevallen zijn die lekken eenvoudig te dichten.’
Tropomi is een samenwerking tussen Airbus Netherlands, KNMI, SRON en TNO, in opdracht van het NSO en ESA. Airbus Netherlands is hoofdaannemer voor het ontwerp en de bouw van het instrument. De wetenschappelijke leiding is in handen van het KNMI en SRON. TNO is verantwoordelijk voor het optisch ontwerp en de integratie. Tropomi wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.