Dames en heren,

U geeft handen en voeten aan ontwikkelingssamenwerking. Misschien doet de premier u nog te kort met die lovende woorden. Want u doet meer dan handen en voeten geven. U werkt ook met uw hoofd en met uw hart.

Ik denk dat er vrijwel geen land ter wereld is met zoveel maatschappelijke organisaties en initiatieven. Het is druk op het Nederlandse middenveld. De opkomst vandaag getuigt daarvan. Daar kunnen we ons gelukkig mee prijzen. Zeker omdat die betrokkenheid niet beperkt blijft tot de traditionele ontwikkelingsorganisaties. Vrouwenorganisaties, vakbonden, universiteiten, politieke partijen, boerencooperaties, milieubeweging en ga maar door. De Nederlandse samenleving heeft veel te bieden.

Ik wil deze gelegenheid graag aangrijpen om wat dieper in te gaan op hoe ik uw rol zie en wat u de komende tijd van mij mag verwachten.

U heeft een eigen rol. Die rol is niet om beleid uit te voeren zoals de overheid dat voor u bedacht had. De overheid is niet de maat der dingen. Het primaat ligt bij de samenleving – ook als het om ontwikkelingssamenwerking gaat.

Dat is een principieel uitgangspunt. Het is ook een uitgangspunt dat loont in de praktijk. Want ontwikkeling is het meest succesvol en duurzaam in open samenlevingen. In landen die niet blind vertrouwen op staat of vrije markt. In landen waar mondige burgers zich kunnen organiseren en hun stem doen gelden.

Zoals ik het heb verwoord in de CDA-notitie ‘Ontwikkelingssamenwerking in de 21e eeuw’: “Wat telt is de inzet voor de ander, over de grenzen van generaties en tijden heen. Zoeken naar wederzijds belang. Streven naar heelmaking van wat bij voortduring kapot wordt gemaakt: de waardigheid van ieder mens en van de mensheid als geheel.”

Dit kabinet hecht grote waarde aan wederzijds vertrouwen tussen overheid en samenleving. De overheid moet transparant, betrouwbaar en effectief zijn. Geen bemoeizieke regelneef. Dat geldt in het binnenlands bestuur, dat geldt ook in ontwikkelingssamenwerking. Subsidiariteit en souvereiniteit in eigen kring.

Natuurlijk moet de overheid verantwoording afleggen over de besteding van het belastinggeld. Maar het is niet de taak van de overheid u de les te lezen op uw inhoudelijke keuzes. En bedenk: dat een flink deel van ons budget via particuliere organisaties loopt is geen gunst van de overheid. Om onze doelen te behalen kunnen wij niet zonder u!

U moet zich dus niet in bochten hoeven wringen om te voldoen aan hoe wij het vraagstuk definieren. U bent niet ingehuurd om het overheidsbeleid uit te voeren. Ik wil daarom minder regels, bemoeizucht en bureaucratie, en juist meer bewegingsruimte en eigen verantwoordelijkheid. Dag komt de duidelijkheid en daadkracht, het motto van dit kabinet, alleen maar ten goede.

Daarom wil ik graag in gesprek met u. Niet vrijblijvend, maar gericht op actie, op resultaten. Elk vanuit onze eigen verantwoordelijkheid. Want al staan we op enige afstand van elkaar, we spelen in hetzelfde team en hebben hetzelfde doel: ongelijkheid en armoede verslaan.

Vandaag zie ik als de start van die dialoog. Gericht op verhoging van de kwaliteit en de effectiviteit. Want goede bedoelingen alleen zijn niet genoeg. Gericht op het juiste evenwicht tussen uw beleidsvrijheid en de vereisten van ministeriele verantwoordelijkheid. Met minder regels en meer inhoud. Gericht ook op het vinden van de beste aanpak van armoede in tijden van globalisering. Want we kunnen veel van elkaar opsteken.

Die dialoog is dus veel breder dan alleen over uw rol. Die gaat net zo hard ook over mijn beleid. Ik wil u als aftrap graag vier hoofdpunten van mijn beleid uit de doeken doen. Die vallen alle vier onder het alles overkoepelende doel: duurzame armoedebestrijding. Dat was en blijft de kern. Aan het budget daarvoor niet getornd. De premier zei het ook al. We zullen de hulp nog sterker moeten concentreren op Afrika en op de minst ontwikkelde landen. Want in dat continent en in die landen zit de harde kern van de armoede.

Mijn eerste prioriteit is dat ik het beleid wil verbreden. Tot dusver vind ik het te sterk gericht op afzonderlijke landen. Die insteek is soms te smal. Of het nou gaat om waterbeheer of om conflictbeheersing: landen staan niet op zichzelf, ze maken deel uit van een regio. Daar moeten we in ons beleid meer rekening mee houden.

Dat veronderstelt ook integratie met andere instrumenten van buitenlands beleid. Stabiliteit en ontwikkeling zijn zo nauw verweven, dat je niet langs gescheiden sporen kunt werken. De strijd tegen armoede is effectiever in combinatie met bijvoorbeeld diplomatie, dialoog, conflictpreventie en vredesopbouw. Afrika wordt daarbij de gezamenlijke focus van de minister van Buitenlandse Zaken en mij. Het gaat dan om regio’s als de Grote Meren, de Hoorn van Afrika en de SADCC-regio.

Mijn tweede prioriteit is verdere versterking van de effectiviteit en de resultaatgerichtheid van de hulp. In ons bilaterale beleid houdt dat onder meer in dat ik de landenlijst en de sectoren waarin we actief zijn kritisch tegen het licht zal houden. Er wordt nu gewerkt aan een zogeheten nulmeting. Wat zijn de successen en mislukkingen van het landenbeleid? Waar kunnen we onze aanpak verbeteren? Dat zijn de vragen die daarbij aan de orde zijn. Niet om zomaar als donor af te haken, maar om nog effectiever te kunnen zijn. Natuurlijk is Nederland een betrouwbare partner. Maar ook betrouwbare partners kunnen een relatie de wacht aanzeggen als er geen muziek meer in zit. Verder ga ik de monitoring van onze activiteiten verbeteren. Er komt een jaarlijkse doormeting van wat we presteren met ons hulpgeld. Die helderheid zijn we ook verplicht aan de belastingbetalers en is bovendien onmisbaar voor behoud van het draagvlak.

Het zou uitermate naief zijn te denken dat je resultaten en effectiviteit sterk kunt verbeteren binnen het beschutte domein van je eigen bilaterale inspanning. De Nederlandse euro is op zijn eindbestemming nauwelijks als zodanig te traceren. Wat vooral telt is verbeterde effectiviteit van de donorgemeenschap als geheel. De Utstein-groep is een goed forum om daar met gelijkgezinde landen afspraken over te maken. Harmonisering van donorpraktijken wordt al jaren met de mond beleden. Het wordt tijd daar nu echt werk van te maken.

Een kwaliteitstoets geldt ook de multilaterale organisaties. Ik ben voor multilaterale hulp. Wat is er in principe mooier dan dat landen mondiaal samenwerken via de organisaties die ze daarvoor samen hebben opgericht? Maar als de praktijk er een is van vruchteloos overleg, overmaat aan bureaucratie en gebrek aan daadkracht, dan kopen de armen niets voor dat mooie multilaterale principe. Ook de VN-organisaties, ook de Wereldbank en het IMF zullen zich steeds opnieuw moeten bewijzen. Niet alleen donoren moeten beter coordineren en samenwerken. Dit geldt ook de multilaterale organisaties. Ik heb het afgelopen weekend bij de Wereldbank een ieder opgeroepen hier nu eens echt werk van te maken. We kunnen toch niet doorgaan met een land als Zambia jaarlijks met een paar honderd missies op te zadelen, omdat we niet willen harmoniseren!

Mijn derde prioriteit is de coherentie. Coherentie is cruciaal. Het strategisch akkoord is helder: “Om de ontwikkeling van arme landen te bevorderen zal het kabinet zich moeten inzetten voor de bevordering van vrijhandel en in het bijzonder het wegnemen van barrieres voor toegang tot de Europese markt.”

In de Memorie van Toelichting is de inzet voor coherentie verder uitgewerkt in de beleidsagenda voor het komende jaar. Het gaat om een lange lijst plannen en initiatieven. Ik noem er een paar: inzet bij de WTO op lage of nultarieven in de EU voor producten die van belang zijn voor ontwikkelingslanden; een coherentietoets voor EU-regels; hervorming van het landbouwbeleid met een open oog voor de belangen van boeren in de arme landen; duurzame visserijafspraken. Zo kan ik doorgaan. Wat telt is dat solidariteit met de armen inhoudt dat we ook bereid zijn hen ruimte te bieden, een beetje in te schikken. Zelfs als dat soms in eigen vlees snijdt.

Mijn vierde prioriteit zijn de partnerschappen, hier en in ontwikkelingslanden. Daarmee ben ik terug waar de premier vanmiddag begon: het belang van u, van de maatschappelijke organisaties. De relaties met al die organisaties zijn de afgelopen jaren al flink op de schop genomen. Het MFP is opengegooid, er is een brede beleidsconsultatie geweest en er is nu de Thematische Medefinanciering. Het aantal aanvragen is groot, het voorziet duidelijk in een behoefte.

We zitten op een goede lijn. Die ga ik niet eenzijdig ombuigen. Ik ga me niet met een aantal ambtenaren afzonderen om u over een jaar met nieuw beleid te confronteren. Want terwijl wij nieuw beleid verzinnen, draait de wereld gewoon door.

We hebben in Johannesburg een goede start gemaakt met intensiever samenwerking tussen publieke en private sector. De NGO’s hebben aangegeven dat ze met veel waardering terugkijken op de ‘sfeer van samenwerking’ in Johannesburg. De Task Force Johannesburg, met ambtenaren van zeven ministeries, is al bezig de afspraken uit te werken. Ik zal het voortouw nemen door vervolgbijeenkomsten waar u bij betrokken bent. Zoals in de Troonrede staat: voor het eind van dit jaar liggen er voorstellen voor een samenhangende aanpak.

Met name wil ik hier het bedrijfsleven noemen. Dat moet volop participeren.Te lang heeft het bedrijfsleven langs de lijn gestaan, terwijl overheid en maatschappelijke organisaties hun een-tweetjes speelden. Die afzijdigheid heeft geen enkel nut. Ik ben tegen binding. Hulp is niet bedoeld om het bedrijfsleven in een leunstoel aan mooie orders te helpen. Evenmin ben ik er op uit om onze oplossingen, onze ideeen op te dringen aan andere landen. Geen aanbod-, maar vraagsturing.

Wat mij zo boeit is dat er in het bedrijfsleven een steeds groter besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid ontstaat. Dat wil ik versterken. Niet via subsidies, maar bijvoorbeeld door betere investeringsgaranties te bieden. Door het PSOM programma uit te breiden. Door kennisoverdracht te bevorderen, mede door stages en beurzen.

Bedrijven bezitten een schat aan kennis en ervaring, die ze kunnen ontsluiten voor duurzame ontwikkeling. Investeringen, kennisoverdracht, technische assistentie om exporteurs te helpen aan onze kwaliteitseisen te voldoen. Er zijn legio mogelijkheden. Als we dat reservoir van kennis en kapitaal niet blootleggen, hoe kunnen onze partners in ontwikkelingslanden er dan naar vragen?

Daarom ben ik blij met de nieuwe partnerships op het terrein van water en energie. Daarom voer ik binnenkort een gesprek met de koffiebranche. Daarom wil ik de betrokkenheid stimuleren van Nederlandse bedrijven bij het Global Compact initiatief van Kofi Annan, gericht op maatschappelijk verantwoord ondernemen. En daarom wil ik een Akkoord van Vlaardingen: tripartiete, gestructureerd overleg met bedrijven over vergroting van hun betekenis voor armoedebestrijding.

Dames en heren,

Ik heb u duidelijk gemaakt waar ik voor sta. Voor een geintegreerd en coherent beleid. Voor een beleid gericht op resultaten en effectiviteit. Met een grote openheid en interesse voor de inbreng vanuit de hele samenleving.

Ontwikkeling is geen technocratisch trucje, dat je met geld alleen voor elkaar kunt krijgen. Ontwikkeling is vooral gebaat bij duurzame relaties tussen mensen en organisaties. De waarde daarvan kun je niet in geld uitdrukken. Zoals ik een Sudanees hoorde zeggen tijdens een bezoek aan dat land: “Met een cheque kun je niet dansen, met een vriend wel.” En met het oog op onze samenwerking voeg ik daaraan toe: “It takes two to tango.”