Door Daniëlla van ’t Erve

Er staat geen grote gele M op de muur en er wapperen geen vlaggetjes met het logo in de school.
Sterker nog, de noodlokalen die de Voorwegschool in Heemstede met geld van McDonalds kon aanschaffen, zijn allang opgedoekt. Maar directeur Edward van der Zwaag moet zich tien jaar later nog steeds verdedigen. Dat de hamburgerketen de school steunde, ging namelijk te ver, vond ‘men’. ‘Terwijl de plaatselijke apotheker en orchideeënkweker ook geld gaven, maar daar viel niemand over’, herinnert hij zich.
De bijzondere constructie rond de noodlokalen van de Voorwegschool leidde eind jaren negentig tot Kamervragen en felle discussies. Gevolg was een sponsorconvenant voor het primair en voortgezet onderwijs dat het ministerie sloot met achttien organisaties. Hierin staan afspraken over sponsoring met geld, goederen of diensten, waarvoor een bedrijf een tegenprestatie verlangt. Zo is sponsoring alleen bedoeld als aanvulling op en dus niet als financiering van de kernactiviteiten van een school. Als extraatje dus. Bovendien beslist de medezeggenschapsraad mee en moet een school het sponsorbeleid in de schoolgids opnemen.

Geldschieter
Dertien procent van de scholen in het primair onderwijs maakte in 2001 gebruik van sponsors. In het voortgezet onderwijs was dit 27 procent. De sponsorbedragen varieerden van 450 tot 4545 euro. Uit een volgende evaluatie in 2006 moet blijken of deze gegevens zijn veranderd, maar op voorhand is al duidelijk dat sponsoring geen vies woord meer is. Zo start het Instituut voor Sponsoring en Fondsenwerving (ISF) eind dit jaar met een cursus voor scholen. De wens om iets extra’s te doen blijkt groot, waardoor scholen al gauw op zoek gaan naar een geldschieter. Die vinden ze vooral in de plaatselijke middenstander. Daar is niks mis mee, vindt Hans van der Westen, directeur van ISF. ‘Sterker nog, het is van alle tijden dat betrokken organisaties een steentje bijdragen aan maatschappelijke voorzieningen in hun omgeving. Denk alleen al aan de kerk die al sinds jaar en dag de bijzondere scholen steunt.’
Het convenant is echter gebaseerd op een verkeerde veronderstelling, zegt Van der Westen. Namelijk op de angst dat de sponsor er alleen op uit is kinderen voor zijn product te winnen. ‘Uit commercieel oogpunt is een klas van dertig leerlingen voor een sponsor helemaal niet interessant. En gaat het wel om een groot schoolbestuur, zoals het Carmelcollege met zo’n 40.000 leerlingen, dan zie je dat het bestuur zelf grenzen stelt en op zoek gaat naar ondernemers die zich richten op een andere doelgroep.’
‘Directeuren zijn bovendien allang gewend om alert te zijn op wat de school binnenkomt’, vertelt Van der Zwaag van de Voorwegschool. Al jaren overspoelen bedrijven de school namelijk met gratis (les)materiaal. Zo biedt Shell een lespakket over aardgas en kun je van Prodent in de klas leren hoe je tandpasta maakt. ‘Het meest verbaasd was ik over de lesbrief over verzorging met gratis maandverband en al’, zegt Van der Zwaag, die het materiaal doorgaans snel in de prullenbak gooit.

Gevaarlijke trend
Toch is niet iedereen gerustgesteld. Met argusogen volgde Sharon Dijksma, Tweede-Kamerlid van de PvdA, de miljoeneninvestering van KPN in 2000 op een basisschool in De Bilt, waarna andere bedrijven al snel volgden. Geen incidenten, volgens Dijksma, maar een ‘gevaarlijke trend’, waardoor scholen afhankelijk dreigen te worden van die bedrijven. Zij stelt sponsoring gelijk aan donaties, omdat via vrije giften het convenant kan worden omzeild. Door het convenant te verankeren in de wet, kan naleving ervan worden afgedwongen, aldus Dijksma.
De Kamer is dat niet met haar eens en verwierp het voorstel vorig jaar. Met het convenant in de hand zullen scholen zorgvuldig genoeg met sponsoring omgaan, denkt de Kamer. Daarnaast is in verschillende wetten het nodige al vastgelegd om sponsoring in goede banen te leiden. En áls het mis mocht gaan, kunnen ouders, docenten en leerlingen bij een klachtencommissie terecht of bij de Reclame Codecommissie.
‘Dat scholen afhankelijk worden van hun geldgevers is bovendien een idee-fixe’, stelt Van der Westen. ‘Ondernemers willen dat ook helemaal niet, ze zullen hooguit aanvullend iets willen bekostigen. In de praktijk blijkt dat maximaal vijf procent van het totale budget van sponsors afkomstig is. En dat een feestje of een sportdag gesponsord wordt, daar ligt echt niemand wakker van.’