Een belangrijke impuls voor de groei is de wijze waarop Nederlandse supermarkten hun aanbod verduurzamen. Steeds vaker worden grote volumes niet stapsgewijs maar in één keer onder het Fairtrade keurmerk gebracht. Zo besloot supermarktketen PLUS begin 2010 voor honderd procent over te stappen op bananen met Fairtrade keurmerk.
Peter d’Angremond, directeur van Stichting Max Havelaar: “Dit soort stappen van grote spelers betekenen een enorme versnelling van eerlijke handel. Wij zien dat door de keuze voor het Fairtrade keurmerk omzetten stijgen. Dat is prachtig, want dan winnen zowel boeren in ontwikkelingslanden als de bedrijven die hier overstappen op Fairtrade.” Inmiddels werken in Nederland 122 bedrijven met het wereldwijd toegepaste Fairtrade keurmerk, in 2009 waren dat er 107.
Van 14,7 miljoen kilo in 2009 naar 23 miljoen kilo in 2010
De groei in kilo’s is mede te danken aan het feit dat eerlijke handel steeds gewoner wordt. Op steeds meer plekken worden Fairtrade gecertificeerde producten gebruikt: in restaurants, hotels, het inkoopbeleid van gemeenten, supermarkten, op het werk, in de catering, voor het maken van bedrijfskleding. Via diverse campagnes stimuleert Max Havelaar deze ontwikkelingen.
Meer ontwikkelingskansen voor boeren
Fairtrade streeft naar handel waarin boeren via marktoegang onder eerlijke handelsvoorwaarden hun positie in de keten kunnen versterken. Hierdoor kunnen zij structureel en op eigen kracht werken aan een duurzame toekomst. Een belangrijk element van Fairtrade is dat er tenminste de kostprijs wordt betaald voor de duurzaam geproduceerde producten. Eerlijk toch? En wel zo duurzaam want als een boer verlies maakt op duurzaam geteelde producten zal die daar uiteindelijk mee stoppen. Daarnaast kent Fairtrade een vooraf vastgestelde ontwikkelingspremie. In 2010 ontvingen boeren in ontwikkelingslanden via het Fairtrade keurmerk in totaal 2,8 miljoen euro aan premie. Peter d’Angremond: “Die premie is ontzettend belangrijk. Hierdoor wordt een extra impuls gegeven aan de ontwikkeling van boerengemeenschappen. Boeren bepalen zelf waar ze in investeren, zij kennen de situatie het best en weten wat nodig is. Het kan gaan om investeringen in productiviteit, infrastructuur, onderwijs of gezondheidszorg.”