Inzet aan het ene front is de manier waarop landelijke werkmaatschappijen van Shell olie- en gasreserves als bewezen hebben ingeboekt. Twintig procent te optimistisch, zo blijkt. De beurs en de beleggers zijn not amused.

Het tweede front betreft de jarenoude bestuursstructuur van de Koninklijke/Shell Groep, met twee raden van bestuur en twee raden van commissarissen en een Comité van Groepsdirecteuren daarboven, en met name aan de Nederlandse kant voldoende beschermingsconstructies om aandeelhouders wereldwijd in het gareel te houden. Aandeelhouders not amused.

Het derde front wordt gevormd door de opflakkering van de controverse ‘moraal versus rendement’. Aan de ene kant de smeulende ergernis over Shells bekering tot apostel van de duurzaamheid en de daarmee gepaard gaande druk op het resultaat, en aan de andere kant de even grote ergernis over het feit dat het goed recht van een duurzaamheidsbeleid blijkbaar nog steeds verdedigd moet worden. Geen van de betrokken partijen nog echt amused.

Misschien zou elke slag apart nog wel te winnen zijn, ware het niet dat een overwinning aan het ene front een nederlaag aan het andere dichterbij lijkt te brengen. De kwestie van de luchthartig ingeboekte reserves lijkt nog het best te beheersen. Shell heeft de zaak zelf in de publiciteit gebracht, het boetekleed over de schouders getrokken, en een diepgaand onderzoek naar de oorzaken van het falen in gang gezet, dat wordt uitgevoerd door deskundigen vanuit de onderneming samen met onafhankelijke onderzoekers.

Dat is verstandig, maar het is niet genoeg. Als Jeroen van der Veer, voorzitter van Shell Nederland, bij herhaling aankondigt: ‘Wij willen een transparant, integer en degelijk bedrijf zijn en zo worden gezien’, dan maakt hij de eerste fout met een tweede goed wanneer hij over de samenstelling van de onderzoeksgroep geen mededeling doet en de publieke beschikbaarheid van de uitkomsten niet garandeert. Dan blijft er een zeurend onbehagen hangen.

In de rangorde van verantwoord ondernemende bedrijven van de Belgische KBC bank stond binnen de sector energie Shell tot voor kort met afstand bovenaan. Door de inboekingsaffaire is de onderneming gezakt naar de derde plaats, en op de deelscores corporate governance en bedrijfsethiek zelfs naar de voorlaatste.

De bezwaren tegen de ongebruikelijke bestuursstructuur zijn oud, maar ze komen virulent naar voren telkens wanneer een affaire, groot of klein, als bewijs kan worden gebruikt voor de ondoelmatigheid van de constructie. Shell zegt bereid te zijn te luisteren naar wat aandeelhouders daar nu weer over te melden hebben, een bereidheid die overigens in het Engels net een slag ruimhartiger klonk dan in het Nederlands. Dat belooft nog niet veel. De Amerikaanse institutionele belegger Knight Vinke Institutional Partners komt uitdrukkelijk op voor een grotere zeggenschap van aandeelhouders, die kan worden bereikt als Shell zijn dubbele Nederlands-Britse bestuursstructuur omzet in een enkelvoudige naar Angelsaksisch model.

Pikant is dat Knight Vinke gedeeltelijk in handen is van Calpers, een van de grootste pensioenfondsen van de Verenigde Staten, dat in de wereld van verantwoord ondernemen een naam heeft op te houden als het gaat om de verdediging van de rechten van de aandeelhouders. Met de dubbele structuur neemt Shell niet alleen Tabaksblat maar ook Calpers tegen zich in. Shell zal moeten aantonen dat stug vasthouden aan het bestaande niet alleen efficiënter is maar ook moreel verantwoorder.

En dan is er nog de controverse ‘rendement versus moraal’. ‘Op kosten van de aandeelhouders wil Shell het braafste jongetje van de klas zijn’, een heel vileine beschuldiging. Het weerwoord komt in twee vormen: ‘Op de lange termijn beloont een beleid gericht op duurzaamheid zichzelf’, of, zoals Van der Veer het zei in Buitenhof: ‘Door de schaal van onze operaties is milieuaandacht noodzakelijk, want anders zijn op lange termijn de aandelen niets meer waard.’ De stelling wordt door Jaap Glasz, hoogleraar corporate governance en lid van de commissie Tabaksblat, wat onbehouwen neergesabeld als ‘de dooddoener van de eeuw’.

De tweede verdedigingsvorm komt van Amnesty International, recent in een ingezonden brief waarin Jeroen van der Veer zich helemaal zegt te herkennen. ‘Bedrijven horen niet alleen te kijken naar hun aandeelhouders maar ook naar andere groepen die belangen hebben, stakeholders.’ In het genre van de dooddoeners is dit een goede tweede. Want bedrijven moeten niet ongedifferentieerd kijken naar ‘aandeelhouders plus alle andere stakeholders’. Bedrijven moeten niet naar alle aandeelhouders kijken, want sommigen deugen gewoon niet.

Tijdens een symposium klaagde ooit een ondernemer: ‘Ik zou wel een uitgesproken milieubeleid willen voeren, maar mijn aandeelhouders willen niet.’ Antwoord vanuit de zaal: ‘Dan heb je de verkeerde aandeelhouders.’

Shell is in een situatie beland dat belagers van alle kanten tegelijk oprukken. Een rechte rug alleen is dan niet voldoende. Creativiteit, inventiviteit en onverbloemd positie kiezen zijn geboden om een beleid te ontwikkelen dat nog vrijwel nergens bestaat. Met alleen een rechte rug ontwikkel je in een dergelijke situatie voornamelijk een hernia.

Henk van Luijk is filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek.