Het verminderen van scope 3-emissies is essentieel. Maar, scope 3-emissies zijn zowel groot in omvang (circa 65 tot 95 procent van de CO2-impact van de meeste bedrijven) als indirect. Hierdoor kan het inschatten en bijhouden ervan, laat staan het rapporteren erover, ingewikkeld zijn. Bedrijven hoeven echter niet alles tegelijk te doen om toch zinvolle vooruitgang te boeken. In gesprek met Roel Drost en Gerrit Ledderhof, beiden experts climate & reporting binnen PwC, over het belang van scope 3-emissies en de vier grootste uitdagingen.
Verantwoordelijkheid over de gehele keten
Neem een wereldwijd opererend bedrijf in consumentengoederen. De organisatie heeft te maken met een waardeketen met duizenden leveranciers en een voorraad van tienduizenden eenheden. De schattingen van het bedrijf van de scope 3-emissies weerspiegelen niet alleen hoe elk individuele product wordt geproduceerd, maar ook hoe het wordt gebruikt, hoe lang het wordt gebruikt, hoe het wordt schoongemaakt en uiteindelijk wordt verwerkt aan het eind van zijn levensduur.
Dit voorbeeld is geen uitzondering. ‘Het afgelopen decennium heeft veel bedrijven doen specialiseren én globaliseren. Ieder product heeft oneindig veel onderdelen’, legt Gerrit Ledderhof uit. Roel Drost wijst naar zijn katoenen overhemd. ‘Voor een overhemd is de toeleveringsketen misschien wel zeven of acht niveaus diep. Van de katoenboer tot de spinner en van de knopenfabriek tot de naaifabriek – de uitstoot van één simpel overhemd is al bijzonder complex.’
‘Het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid. Over de gehele breedte en diepte van de keten. Als een organisatie zegt: “dat zijn niet mijn emissies” en de handen er vervolgens vanaf trekt, dan gaat de vooruitgang naar een duurzamere wereld met erg kleine stappen. Sterker nog, je loopt het risico slechts marginaal te verbeteren en noodzakelijke innovaties richting een meer circulaire economie te missen’, zegt Roel Drost.
‘Laat perfect niet de vijand van goed zijn’
Veel organisaties maken voor het rapporteren van hun ketenemissies nu gebruik van secundaire en statische data uit databases. Dat geeft wel een goed beeld van waar de ‘hotspots’ zich bevinden, maar maakt het niet mogelijk verbeteringen te meten omdat het statische data betreft. Om die reden zijn veel organisaties nu gestart met het vergaren van primaire data uit hun keten.
Dat is een flinke opgave en het is doorgaans ondoenlijk dat voor alle leveranciers te doen. ‘Laat je daar niet door tegenhouden’, zegt Ledderhof. Want primaire data van alle leveranciers in kaart brengen, is ook niet strikt noodzakelijk. Volg hierbij het principe van ‘materialiteit’ en selecteer de leveranciers die de grootste bijdrage leveren aan de emissies. ‘In het Engels zeggen ze vaak: “Don’t let perfect be the enemy of the good”’, memoreert Ledderhof. ‘Dat is mijn advies aan klanten.’
‘De gouden 80:20-regel biedt hier uitkomst’, legt Drost uit. ‘Tachtig procent van de emissies in de toeleveringsketen van een organisatie is afkomstig van slechts een vijfde van de leveranciers. In de praktijk, bijvoorbeeld in het geval van een overheidsinstelling, bleken laatst slechts twintig leveranciers verantwoordelijk voor 94 procent van de scope 3-emissies. Door je als organisatie alleen te richten op die twintig leveranciers, kunnen de scope 3-emissies binnen tien jaar gehalveerd worden. Dat biedt perspectief.’
Scope 3 en de vier meest voorkomende uitdagingen
Veel organisaties hebben hun scope 1- en scope 2-emissies al jarenlang goed in beeld. Nu meer organisaties hun scope 3-emissies gaan aanpakken en erover rapporteren, lopen ze tegen nieuwe uitdagingen aan. Ondanks de hulp van de gouden 80:20-regel en het gebruik van externe databronnen blijft de berekening van scope 3-emissies complex. De vier meest voorkomende uitdagingen bij organisaties zijn momenteel:
1. Statische versus dynamische data
Het gebruik van statische bronnen van derden (secundaire databases bijvoorbeeld) voor het berekenen van scope 3-emissies is onvermijdelijk, maar de afhankelijkheid hiervan dient te worden verminderd. Om daadwerkelijk verbeteringen te rapporteren, hebben organisaties namelijk primaire keteninformatie nodig die in veel gevallen nog niet voorhanden is. Een goede en transparante relatie met de leverancier is daarom essentieel. Deze samenwerking kan niet alleen de deur openen voor het creëren van gedeelde waarde, maar ook voor meer transparantie inzake emissies.
2. ‘Spend-based’-benadering
Een ‘spend-based’-benadering voor het ramen van upstream emissies (emissies die gerelateerd zijn aan het maken van ingekochte goederen of diensten) is mogelijk met zogenoemde ‘input-outputmodellen’. Deze aanpak kan snel resultaat geven en inzicht geven in de hotspots. Maar, modellering op basis van de uitgaven is vaak gebaseerd op gemiddelde emissiefactoren in de sector en weerspiegelt dus niet noodzakelijk de werkelijke emissievoetafdruk van een bepaald bedrijf. Daardoor is deze aanpak niet altijd gedetailleerd genoeg om betere beslissingen te ondersteunen of om duidelijke mogelijkheden voor een bedrijf te identificeren die helpen bij het terugbrengen van de koolstofuitstoot.
Bovendien kan een overmatig vertrouwen in modellen managers in de verleiding brengen meer aandacht te besteden aan het model en de aannames dan aan het verbeteren van de scope 3-emissies. Dit speelt zeker wanneer de beloning van de leidinggevende gekoppeld is aan de output van het model.
3. Het extrapoleren van resultaten
Het extrapoleren van een kleine steekproef van leveranciers is een gebruikelijke (en nuttige) aanpak voor het schatten van scope 3-emissies. Maar, als bedrijven niet over de nodige statistische expertise beschikken, levert dat onbetrouwbare gegevens op.
4. ‘Trust & Audit readiness’
Zelfs als bedrijven over de juiste expertise beschikken, ontbreekt het hen vaak aan de organisatorische structuur en processen om toezicht te houden op de schattingen, de kwantificering en de extrapolatie van scope 3-gegevens in meerdere bedrijfsonderdelen. Schatten, kwantificeren en extrapoleren gaat vaak gepaard met subjectieve keuzes en beoordelingen in een veelal ongereguleerd proces. Daarmee bestaat het risico dat in de scope 3-rapportage alleen die zaken worden opgenomen die het gemakkelijkst te meten zijn in plaats van de meest materiële en impactvolle zaken.
Bovendien zijn veel onderneming op weg naar betrouwbare en verifieerbare ESG-rapportages. Niet alleen vanuit eigen motivatie. Per 1 januari 2024 treedt de EU-richtlijn CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive) in werking en moet een bepaalde groep onderneming verplicht rapporteren over duurzaamheidsinformatie én daarover assurance krijgen. Om die reden is een robuust en ‘auditable Green House Gas’-rapportage – de standaard als het gaat om broeikasgasemissie – dus niet alleen wenselijk, maar ook verplicht.
Drietrapsraket naar positieve impact
Ondanks alle complexiteit rond scope 3-emissies blijft één ding eenvoudig: het einddoel van het meten en het bijhouden ervan is het nemen van zakelijke beslissingen die de effecten van klimaatverandering beperken, ook als het gaat om ketenemissies. Voor managers en CEO’s moet de daaruit voortvloeiende actielijst even duidelijk zijn: gebruik de gegevens om alle inspanningen (tijd en middelen) te richten op die gebieden waar ze het meeste effect zullen sorteren. Stel een basislijn voor prestaties vast, stel prioriteiten en doelstellingen met leveranciers en roep zinvolle prestatieprikkels voor hen in het leven.
Het bredere ecosysteem is vervolgens een van de winnaars. De scope 1- en 2-uitstoot van het ene bedrijf is immers de scope 3-uitstoot van een andere organisatie. En totdat alle bedrijven hun emissies meten, bijhouden en rapporteren, blijven de beschikbaarheid, de nauwkeurigheid en de transparantie van gegevens een van de grootste uitdagingen om de koolstofuitstoot te verminderen.
Een andere winnaar van alle inspanningen? Het bedrijfsresultaat. Het aanpakken van scope 3-emissies doet een organisatie niet alleen, het vergt samenwerking en transparantie. ‘Het delen van informatie met leveranciers in de keten is essentieel om dit aan te pakken. En het kan de relatie verdiepen en de samenwerking verbeteren’, aldus Ledderhof. Voor veel organisaties voelt het delen van informatie en data sensitief, maar volgens Drost is dat in dit geval niet nodig. ‘Het gaat om vertrouwen. Het vertrouwen van de data en het vertrouwen van het assurance-proces.’
Meten en rapporteren scope 3-emissies: van vrijwillig naar verplicht
Tot slot: binnenkort is het meten en rapporteren van scope 3-emissies wellicht niet langer meer vrijwillig. De druk om het verplicht te stellen neemt toe. Toekomstgerichte organisaties doen er verstandig aan zo snel mogelijk de capaciteiten en expertise voor het meten en verminderen van scope 3-emissies te ontwikkelen of binnenboord te brengen. Dat het hard nodig is, zowel voor de toekomstbestendigheid van bedrijven in een geglobaliseerde wereld met toenemende regelgeving als voor de leefbaarheid van ons allemaal op deze wereld, onderschrijven beide heren. Drost: ‘Mijn advies aan toonaangevende bedrijven? Als je toonaangevend wilt blijven, moet je vooruit blijven gaan’.