Op 1 februari gaan 6 politieke partijen met elkaar in debat over de omslag van de Nederlandse landbouw naar een duurzame richting. Vijf milieu- en voedselorganisaties stellen drie maatregelen voor, waarmee de boeren een lonend bedrijfsmodel kunnen krijgen dat niet ten koste gaat van natuur en milieu. Een suggestie voor een nieuw kabinet.
Met nieuwe financiële prikkels kunnen Nederlandse boeren en consumenten juist een oplossing zijn voor de natuur- en klimaatcrisis. De gangbare Nederlandse landbouw brengt – aangestuurd door grote marktpartijen en hardnekkige consumptiegewoonten – onaanvaardbare schade toe aan de Nederlandse natuur en samenleving.
Door stikstofuitstoot, bestrijdingsmiddelen en uitputting van de bodem door monocultuur, sterven soorten uit. Door uitstoot van broeikasgassen en te veel vee verergert klimaatverandering. De huidige grootschaligheid eenzijdigheid en passen niet in ons kleine en dichtbevolkte land. Bovendien leidt de overconsumptie van te goedkoop vlees tot toenemende gezondheidsschade, met een kwetsbare bevolking en oplopende zorgkosten als gevolg.
Feitelijk hebben de meeste boeren de afgelopen decennia niets anders gedaan dan te leveren wat de samenleving van hen vroeg: onder invloed van Europese subsidies, banken, prijsstuntende supermarkten veel voedsel leveren voor weinig geld. Nu de boer en de natuur daardoor in nood gekomen zijn, is het ook de gezamenlijke verantwoordelijkheid van al die partijen diezelfde boer en natuur te helpen met wat de samenleving van hem vraagt: omschakelen naar duurzame landbouw.
De rol van de overheid is daarbij cruciaal: zij moet vasthouden aan de natuur- en klimaatdoelen en het voor de boer én de consument lonend maken om die omslag te maken. Die omslag is nu voor de meeste boeren namelijk niet lonend. De investeringen en kosten ervoor zijn hoog en de markt is – op een kleine groep consumenten na – niet bereid daarvoor te betalen.
Niet verwonderlijk dat er dan zwaar geprotesteerd wordt door boeren die hun broodwinning in gevaar zien komen. En hoewel het percentage consumenten dat bereid is te betalen voor een duurzamer, bijvoorbeeld biologische product, gestaag stijgt, is het van de zotte dat zowel de boer als de consument die milieuvriendelijk handelt nu duurder uit is.
De overheid moet het heft in handen nemen en boeren helpen in de nodige omslag. Ze moet het met prijsprikkels voor zowel boer als consument economisch aantrekkelijker maken om milieuvriendelijk te produceren en consumeren. Wij stellen drie belangrijke maatregelen voor die ervoor zorgen dat het marktmechanisme de goede kant op stuurt en de boer én het milieu en de natuur weer een florerende toekomst krijgt.
Ten eerste moet er een toereikend omslagfonds worden opgezet waaruit investeringen voor omschakelende boeren worden gesubsidieerd én – binnen strikte voorwaarden – stoppende boeren worden uitgekocht. Dat vergt een grote investering, maar onderzoek laat zien dat dit lonend is voor de maatschappij. Tegelijkertijd moet milieuschade beprijsd worden. Dat betekent een milieu-accijns op bijvoorbeeld broeikasgasemissies, op stikstof en milieuschadelijke bestrijdingsmiddelen en op vlees. Daarmee worden milieubelastende productiemethoden en producten duurder en onaantrekkelijker voor de boer én consument en krijgen milieuvriendelijke productie en producten meer kans om te groeien, omdat zo een eerlijker concurrentie ontstaat.
De opbrengsten van die heffing moet worden benut voor het belonen van de milieu- en natuurvriendelijker werkende boer. Bijvoorbeeld in de vorm van een premie voor de productie van biologische producten en het toepassen van een lager BTW tarief hiervoor als aanmoediging naar de consument. Met de heffingsopbrengsten kan ook het omslagfonds worden gevuld.
Per saldo wordt voedsel voor de consument niet duurder, er vindt alleen een verschuiving plaats. Milieuvriendelijker geteeld voedsel wordt goedkoper en vervuilender (en ongezonder) voedsel stijgt in prijs. Zo helpt de markt de omslag naar groene landbouw in plaats van dat deze vervuiling stimuleert.
De derde maatregel is ervoor zorgen dat Europese landbouwsubsidies gebruikt gaan worden voor de omslag naar duurzame landbouw. De Nederlandse overheid kan deze gelden maximaal gaan inzetten voor een toekomstbestendige en natuur-inclusieve landbouw in plaats van boeren louter te belonen voor het aantal hectares dat zij bezitten. Daar profiteren immers alleen grotere boeren van, het stimuleert schaalvergroting en dat leidt tot minder boeren terwijl de samenleving juist gediend is met meer – natuur-inclusieve – boeren.
Met deze drie maatregelen worden boeren geholpen om de draai naar duurzame landbouw te maken. De natuur herstelt zich en we krijgen gezondere en gifvrijere producten. Met minder vee, maar tegen een betere prijs, verdient de boer dezelfde of een betere boterham. De sector krijgt zo toekomstperspectief en kan weer op waardering van de samenleving gaan rekenen. Bovendien bewegen we zo naar een gezonder voedingspatroon wat helpt bij een weerbaardere en gezondere bevolking en lagere zorgkosten. Politiek, bewijs de samenleving, de natuur én de landbouw deze dienst.
Rob van Tilburg, Natuur & Milieu (foto)
Willem Lageweg, Transitiecoalitie Voedsel
Michael Wilde, Bionext
Hilde Anna de Vries, Greenpeace
Jeroom Remmers, TAPP Coalitie
Deze opinie is geplaatst op de website van De Volkskrant, 29-01-2021. Een ingekorte versie verscheen in de papieren krant.