Het klimaatakkoord van Parijs vraagt om een forse reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Er is een grote maatschappelijke bereidheid om het klimaatprobleem aan te pakken, maar het ontbreekt aan richtinggevend rijksbeleid. De komende verkiezingen en vervolgens een nieuw kabinet bieden de kans meer richting te geven aan het leefomgevingsbeleid. Dit geldt onder meer voor de grote opgaven rond energietransitie, circulaire economie en de combinatie landbouw-natuur. Ook de toenemende sociaaleconomische verschillen binnen en tussen steden en regio’s in Nederland vragen om heldere uitspraken van de rijksoverheid.
Dit staat in de gisteren verschenen ‘Balans van de Leefomgeving 2016: Richting geven – Ruimte maken’. Het PBL maakt in dit rapport de balans op van de toestand van de leefomgeving en plaatst daarbij ontwikkelingen op het gebied van milieu, natuur en ruimte in een langetermijnperspectief.
Het huidige rijksbeleid is redelijk succesvol waar het gaat om onze dagelijkse leefomgeving. Het drinkwater is schoon, onze steden zijn goed bereikbaar en we produceren steeds minder afval. Het PBL signaleert echter nog vier grote opgaven op het gebied van onze leefomgeving.
De uitstoot van broeikasgassen verminderen
Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen vraagt om meer dan alleen een energietransitie. In de landbouw – met name de veehouderij – is het lastig om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. In de lucht- en scheepvaart neemt de uitstoot naar verwachting toe. Als de uitstoot van broeikasgasemissies in deze sectoren niet voldoende kan worden teruggebracht zal in andere sectoren, zoals de industrie en de elektriciteitsproductie, extra reductie nodig zijn. Afvang en (ondergrondse) opslag van broeikasgassen uit de atmosfeer worden dan des te meer noodzakelijk. In welke verhouding wil de rijksoverheid de oplossing zoeken in vermindering van emissies en opslag van broeikasgassen? Wat moet er richting 2050 nog gebeuren en hoe kunnen we dat bereiken?
Toenemende ruimtelijke verschillen
Het rijksbeleid is er op gericht om sterke regio’s sterker te maken om de internationale concurrentiepositie te verbeteren. De keerzijde van dit op zichzelf succesvolle beleid is dat de verschillen binnen en tussen steden en regio’s groter worden in Nederland. De toenemende sociaaleconomische verschillen vertalen zich nadrukkelijk ook in ruimtelijke verschillen, onder meer in inkomen, opleiding, werkgelegenheid en gezondheid. In de eerste plaats is het belangrijk te onderzoeken welke maatschappelijke problemen dit oplevert. Vervolgens zal de rijksoverheid handvatten moeten bieden aan andere overheden, regionale ontwikkelingsmaatschappijen, woningcorporaties, scholenkoepels etc. voor beantwoording van de vraag hoe hiermee om te gaan.
Landbouw en natuur verbinden door verduurzaming
De milieudruk van landbouw op natuur en water blijft te hoog. De Nederlandse landbouw is per eenheid product milieu-efficiënt, maar loopt in het dichtbevolkte Nederland tegen harde grenzen aan. Het hoge productievolume leidt tot hoge ammoniakuitstoot, te veel mest, verontreiniging van het oppervlaktewater en te veel aan fosfaat. Zo heeft de afschaffing van het melkquotum gezorgd voor verdere schaalvergroting in de melkveehouderij en ook grotere milieudruk. Een belangrijke sleutel om natuurdoelen (Vogel- en Habitatrichtlijn) en de normen voor de waterkwaliteit (Kaderrichtlijn Water) te halen ligt dan ook bij de landbouwsector.
Op dit grensvlak van landbouw en natuur is behoefte aan een helder perspectief op een economisch robuuste en ecologisch duurzame landbouw.
Circulaire economie inrichten
Met een grote bevolkingsdichtheid en hoogontwikkelde infrastructuur heeft Nederland een goede uitgangspositie voor de transitie naar een circulaire economie. Tegelijkertijd staat de circulaire economie nog in de kinderschoenen. Overheidsbeleid is nodig om belemmeringen weg te nemen en ruimte te bieden aan marktpartijen voor innovatie om verdere uitputting van grondstoffen te voorkomen. Een circulaire economie vraagt nadrukkelijk om meer dan afval- en milieubeleid. De aandacht zal met name naar het begin van de productieketen moeten verschuiven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het inkoop- en aanbestedingsbeleid, zorgen voor de juiste infrastructuur op bedrijventerreinen, circulaire economie als overkoepelend thema voor de Topsectoren en zoeken naar fiscale opties om de circulaire economie te stimuleren.