Leidt regelgeving over duurzaamheidsverslaggeving ook daadwerkelijk tot meer duurzaamheid? Deze vraag stond centraal in de oratie van hoogleraar René Orij op 5 april aan Nyenrode Business University. “Organisaties moeten meer gaan nadenken over nut en noodzaak op de lange termijn.”
René Orij werkte als bankier, totdat hij aan het denken werd gezet over de maatschappelijke relevantie van zijn baan. Hij besloot het over een andere boeg te gooien en vertrok voor twee jaar naar het platteland van Vietnam, waar hij zich bezighield met microfinanciering. Daar werd zijn interesse in duurzaam ondernemen, en de verslaggeving daarover, verder gevoed. Inmiddels is Orij hoogleraar duurzaamheidsverslaggeving aan Nyenrode Business Universiteit. “Deze plek past perfect bij het onderzoek dat ik graag doe.”
Afweging
Bij duurzaamheidsverslaggeving gaat het om het rapporteren van de prestaties van een organisatie op het gebied van milieu, sociaal beleid en governance (ESG). Het achterliggende idee van verplichte niet-financiële verslaggeving is dat bedrijven zich gaan inspannen om op een klimaatvriendelijke en sociaal-ethische manier te ondernemen. In zijn oratie zoomt Orij in op de vraag of de regelgeving voor duurzaamheidsverslaggeving ook daadwerkelijk bijdraagt aan meer duurzaamheid. “Vanaf 2024 is er voor grote beursgenoteerde bedrijven een nieuwe Europese richtlijn van kracht: de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Ondernemingen moeten gaan afwegen in hoeverre hun duurzaamheidsambities ook echt op duurzaamheid zijn gericht, of vooral gaan over het maken van winst.”
Dubbele materialiteit
Een belangrijk uitgangspunt van de CSRD is dubbele materialiteit. Dubbele materialiteit bepaalt welke duurzaamheidsaspecten relevant zijn voor een bedrijf en dus moeten worden gerapporteerd in het duurzaamheidsverslag. “Materialiteit is dubbel als twee vragen gesteld worden”, legt Orij uit. “De eerste is hoe het bedrijf en zijn investeerders zelf geraakt kunnen worden, dit noemen we de financiële materialiteit. Vaak betreft dit de korte termijn omdat het gaat over winst en verlies. De tweede vraag is wat de impact van een bedrijf is op het milieu en de samenleving, en dan heb je het vooral over de effecten op lange termijn. Daarmee verschilt de CSRD van de International Sustainability Standards Board (ISSB), die alleen naar het financiële aspect van duurzaamheid kijkt.” Teveel focus op financiële materialiteit verhoogt volgens Orij de kans op greenwashing. Dubbele materialiteit daarentegen maakt dat bedrijven hun verslaggeving niet alleen op financiële gebruikers moeten richten, zoals banken en aandeelhouders, maar ook op andere stakeholders die gevolgen ondervinden van de activiteiten van het bedrijf. “Denk aan een bedrijf als Tata Steel dat duurzaamheidsinformatie inzichtelijk moet maken voor omwonenden.”
Langetermijnstrategie
“Net als dat in een jaarrekening de activa en de passiva in balans moeten zijn, geldt dat ook voor de financiële kant en de impact op milieu en maatschappij. Ik zeg wel eens dat de schoorsteen moet blijven roken, maar dat we wel moeten nadenken over wat er met die rook gebeurt. Ondernemingen moeten een balans zoeken tussen wat enerzijds nuttig is voor de onderneming en aandeelhouders en anderzijds wat noodzakelijk is voor milieu en maatschappij”, legt Orij uit. Hoewel de invoering van de CSRD volgens Orij het juiste pad is, schuurt het soms ook: “Het lastige aan duurzaamheidsverslaglegging is dat we alleen zien wat bedrijven ons willen laten zien. Omdat het om een veelomvattende richtlijn gaat, rijst de vraag of deze wel goed uitvoerbaar is. Je moet voorkomen dat bedrijven de richtlijn gaan zien als een afvinklijstje. Om dat te ondervangen is het belangrijk om duurzaamheid in te bedden in de missie en strategie van de organisatie. Alleen zo kun je als organisatie op de lange termijn écht duurzaam zijn.”