Een fundamentele verbetering in de nieuwe richtlijnen, G3 genaamd omdat het de derde versie betreft, is dat ondernemingen gedwongen worden duurzaamheidsbeleid en -rapportage louter af te stemmen op de maatschappelijke gevolgen van de bedrijfsvoering. Om dit te bereiken staat in de nieuwe richtlijnen het stakeholderdenken centraal. Ondernemingen wordt gevraagd om expliciet te beschrijven welke organisaties of individuen zij als stakeholder zien, hoe de dialoog met deze stakeholder is vormgegeven en op welke wijze de uitkomsten van deze dialoog het beleid van de ondernemingen en de inhoud van het duurzaamheidsverslag hebben beïnvloed. Sterker, de G3 vraagt de onderneming óók belangen in te schatten van stakeholders die niet in staat zijn hun belangen te verwoorden.
Door de nieuwe richtlijnen zullen de duurzaamheidsprestaties van ondernemingen ook meer dan ooit onderling vergelijkbaar zijn. In de eerste plaats zijn de indicatoren op sociaal, economisch en ecologisch gebied meer resultaatgeoriënteerd. Ten tweede is elke indicator voorzien van een bepalingsprotocol, soms zelfs met een formule. Groot winstpunt is dat verschillende ondernemingen op dezelfde wijze hun prestaties meten, wat de vergelijkbaarheid ten goede komt.
Beide vernieuwingen, meer focus op kernthema’s én meer vergelijkbaarheid, vergroten het nut van duurzaamheidsverslagen voor beleggers en financieel analisten. Daarnaast verlangt de G3 dat ondernemingen aangeven wat de risico’s en kansen van duurzaamheidsthema’s zijn en wat het effect is op de financiële prestaties. Dat vergroot niet alleen de waarde van de duurzaamheidsprestaties voor beleggers en analisten, maar zo wordt ook een brug gelegd naar de financiële rapportagerichtlijnen (IFRS).
De nieuwe richtlijnen betekenen dat ondernemingen beduidend meer werk moeten verrichten. Zo worden ondernemingen in de toekomst niet alleen meer gecontroleerd op het waarheidsgehalte van cijfers, maar ook op het proces van duurzaam ondernemen.
Ten slotte is het systeem van GRI-toepassingsverklaring aangepast. Het hoogste toepassingsniveau vereist een gedetailleerde weergave van de werkelijke inspanningen van ondernemingen. Hierbij gaat het niet alleen om de prestaties op duurzaamheidsgebieden, maar ook om stakeholders te tonen hoe het bedrijf omgaat met de risico’s en kansen.
De G3 bevorderen dus de verdere integratie van duurzaamheid in de kernprocessen van de bedrijfsvoering en met name in de relatie onderneming en investeerders. Dat is goed nieuws voor ondernemingen die duurzaamheid serieus nemen.
Rob van Tilburg en Lars Kurznack werken bij de adviesgroep duurzaam ondernemen van DHV en begeleiden beursgenoteerde ondernemingen bij duurzaam ondernemen en de verslaglegging daarvan.