Het moet dus gaan over corporate governance, goed ondernemingsbestuur en over de code-Tabaksblat. Nog steeds? Zijn we daar niet over uitgepraat? De code is vastgesteld en sinds januari van kracht. Volgend jaar vertellen bedrijven in hun jaarverslagen hoe zij ermee omgaan. Kunnen we daar niet even op wachten? Nee, dat is niet verstandig, want de vooruitzichten stemmen niet vrolijk.
Ondernemers vinden elkaar blindelings in hun afkeer van regels, en de code bestaat nu eenmaal uit regels. Goed, Tabaksblat spreekt over ‘principes’ en ‘best practices-bepalingen’, maar dat zijn mooie woorden voor regels. En daar houden ondernemers dus niet van. ‘Laat ons ondernemen, met de mouwen opgestroopt en de voeten in het zand. Dat is wat wij goed kunnen. Maar val ons niet nodeloos lastig.’ Jammer, want over dat ‘nodeloos’ moet het debat juist gaan.
De kampioen van de kleine belegger gelooft hen in elk geval niet op hun woord. Zeker, de aanblik van een bekwame en toegewijde ondernemer is onweerstaanbaar. Maar voor liefde op het eerste gezicht vallen er nog steeds te lange schaduwen.
De accountant wil het liefst de kerk midden in het dorp en houdt iedereen te vriend. Als ‘agent van de toezichthoudende commissaris’ is hij bereid het kerkenpad te onderhouden, maar het preken laat hij liever aan anderen over.
Aan de ethicus misschien? Nou nee. Die ziet zichzelf niet als spreekbuis van de publieke verontwaardiging. Hij voelt zich ook niet geroepen om mensen te vertellen wat allemaal niet mag, waardoor hij hen wellicht op een idee zou brengen. Zorg en bezorgdheid tekenen zijn positie. Zorg dat belangrijke dingen niet uit beeld glijden, bezorgdheid als dat wel lijkt te gebeuren.
Wat werkelijk belangrijk is, heeft Morris Tabaksblat geformuleerd in de brief waarmee hij de conceptcode destijds aanbood: ‘herstel van vertrouwen van beleggers in een eerlijke en integere gang van zaken’. Daar is het allemaal om begonnen. Want bedrijfsleven en ondernemerschap hebben de afgelopen tijd een diepe kras opgelopen. Die werk je niet weg met het zachte doekje van zelfregulering en goede bedoelingen. Ook niet met een code trouwens. Maar zeker niet zónder.
Zo vallen verschillende dingen op hun plaats. Werken met de code-Tabaksblat is een onderdeel van het omvattende project dat we ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen ‘ zijn gaan noemen: de geconsolideerde inspanning om de sociale en morele kwaliteit van het ondernemen op peil te houden en waar nodig op peil te brengen. Vertrouwen van beleggers is een segment van het vertrouwen van burgers in het bedrijfsleven. Dat vertrouwen is vandaag ernstig ondermijnd, door cynisme van twee kanten.
Ook wordt duidelijk dat het project code-Tabaksblat niet tot beleggers en beursgenoteerde ondernemingen beperkt zal blijven. De maatschappelijke behoefte aan een vorm van codering dijt uit naar niet-beursgenoteerde bedrijven en het mkb, naar pensioenfondsen, maatschappelijke ondernemingen en publieke diensten. Die stroom is niet meer tegen te houden. Dat kan energie opleveren, mits met beleid geleid. Niet op de laatste plaats door een actieve overheid.
Ook wordt langzaam duidelijk wat níet tot de belangrijke zaken gerekend hoeft te worden. De topbeloningen bijvoorbeeld. Een smeuïg onderwerp, maar niet echt belangrijk. Het thema is lauw ontvangen in kringen van ethisch geïnteresseerden. Zeker, er spelen hier enkele morele beginselen, van aanwijsbare verdienste en van proportionaliteit bijvoorbeeld, waaraan voldaan moet worden wil er niet sprake zijn van een moreel suspecte graaicultuur. Een andere eis is dat derden, individuen of groepen, door het beloningssysteem niet ernstig worden geschaad. Maar is dat allemaal gewaarborgd, dan blijft, moreel gesproken, alleen de vorm van erkenning over die in het systeem zit ingebakken. Wetenschappers vinden erkenning bij collega’s, kunstenaars bij publiek, politici bij kiezers. Ondernemers, zeker de managers onder hen, vinden erkenning op hun bankrekening. Ik kan me een verfijndere vorm van erkenning voorstellen, maar morele verontwaardiging is een overtrokken reactie.
Wat trouwens ook duidelijk is geworden, onder anderen door een volle zaal bij een discussie over goed ondernemingsbestuur, is dat ‘ verantwoord ondernemen ‘ niet afhankelijk blijkt van de conjunctuur, zoals vaak schamper wordt beweerd: ‘Wacht maar totdat het economisch slechter gaat. Dan smelt al dat gepraat over maatschappelijk verantwoord ondernemen als sneeuw voor de zon!’ Het gaat al tijden stroef met de economie, maar de aandacht voor verantwoord ondernemen bloeit als nooit tevoren.
Wie in deze dagen schudt aan de boom van Tabaksblat, ziet veelkleurige bladeren vallen. Herfst kan heel mooi zijn.
Henk van Luijk is filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek