Algemeen: gebrek aan visie

Het MVO Platform is teleurgesteld over het gebrek aan visie op verantwoord ondernemen dat uit
Rijksbegroting 2004, hoofdstuk XII Economische Zaken, spreekt. Dat geldt eveneens voor de weinig ambitieuze, nauwelijks inspirerende en versnipperd gepresenteerde beleidsvoornemens op dit terrein.
Het streven naar duurzaamheid (3.3.2.B.) is expliciet als prioriteit in de begroting opgenomen. Het
Ministerie van EZ geeft aan -naast economische ook maatschappelijke en ecologische kenmerken van de samenleving als onderdeel van de vervulling van zijn missie te zien.’ MVO wordt in dat verband gepresenteerd als derde inhoudelijke beleidsdoelstelling. Echter: die doelstelling komt niet uit de verf omdat de twee belangrijkste beleidsinstrumenten – het Kenniscentrum MVO en de maatschappelijke jaarverslaggeving door bedrijven – maar zeer beperkt zijn gericht op het verbeteren van MVO gedrag.
Illustratief en nogal schokkend is de (enige) effectindicator (tabel 3.2.2.) die aangeeft dat het aantal
bedrijven dat zelf aangeeft aan MVO te doen met 8% moet stijgen. Zonder een duidelijke definitie van MVO en een onafhankelijke toetsing van MVO gedrag van bedrijven is een dergelijke effectindicator van MVO weinig meer dan een slag in de lucht.
Opvallend is ook wat in de beleidsvoornemens ontbreekt, bijvoorbeeld:
– de uitgangspunten waarop het beloofde beleid voor verantwoord inkopen en aanbesteden door de
overheid zal zijn gebaseerd;
– de integratie van MVO in de nieuwe voorstellen voor goed ondernemingsbestuur en de visie;
– plannen van EZ als coördinerend MVO Ministerie met betrekking tot de belangrijke nieuwe
concept VN Richtlijnen voor bedrijven.
– een vervolg op eerdere aanzetten – bijvoorbeeld tijdens de gecombineerde missie van EZ en OS
naar India – om handelsmissies te laten bijdragen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen;
– er wordt wel gewag gemaakt van het stimuleren van MVO in Europees verband, maar behalve een
conferentie in het najaar van 2004, worden geen instrumenten genoemd.

Tenslotte wordt met betrekking tot de MVO criteria voor het export- en investeringsinstrumentarium opgemerkt dat de Kamer geïnformeerd zal worden wordt over de voortgang van de implementatie van deze criteria. Dat roept de (onbeantwoorde) vraag of deze door de Kamer geaccordeerde criteria dan nu niet (geheel) worden uitgevoerd en zo ja, waarom niet.
Hieronder zullen wij meer in detail op diverse aspecten van het voorgenomen MVO beleid ingaan, die worden voorafgegaan door onze aanbevelingen op het betreffende gebied.

Kenniscentrum MVO

Aanbevelingen: geeft het voorgestelde MVO Kenniscentrum een veel actiever karakter door
toevoeging van het doel om -verbeterplannen’ te ontwikkelen, leg het accent bij de internationale
dimensie van MVO (ook voor het MKB) en geef het centrum een onafhankelijke status.
De regering kondigt in de begroting aan (3.2.2.B, pagina 88) aan dat een Kenniscentrum MVO zal
worden opgericht. Het gepresenteerde tweeledige doel van het centrum – bevorderen van kennis- en
informatieoverdracht en bevorderen van dialoog van alle belanghebbenden – getuigt van een
minimalistische aanpak.

Als belangrijkste doel van het centrum zien het ontwikkelen en uitvoeren van -verbeterplannen’ in
sectoren en rond onderwerpen waar zich problemen en knelpunten voordoen. Zonder een dergelijke
functie wordt het kenniscentrum een doorgeefluik en praatcircuit, terwijl verbetering en innovatie
centraal zou moeten staan. De OESO Richtlijnen, de VN Richtlijnen voor bedrijven en het MVO
Referentiekader van Nederlandse maatschappelijke organisaties leveren de normatieve uitgangspunten die binnen het Centrum tot gezamenlijke actie moet leiden.
Het MVO Platform is van mening dat het Kenniscentrum zich vooral moet richten op (verantwoord)
ondernemen van Nederlandse bedrijven die internationaal opereren en/of onderdeel uitmaken van
internationale ketens. Het gaat daarbij nadrukkelijk ook om het MKB. Gezien de urgentie van de
MVO-problemen en het bevorderen van -ondernemen tegen armoede’, is een sterke focus gewenst op ondernemen in en uitbesteding van productie en diensten naar ontwikkelingslanden. Verder kiezen wij voor een werkelijk onafhankelijk kenniscentrum – dus los van het Ministerie van Economische Zaken – dat met een duidelijk politiek mandaat maar zonder directe invloed van de politieke en ambtelijke -koers van de dag’ werk kan maken van verantwoord ondernemen. Daarbij hoort een actieve rol voor een Raad van Advies bestaande uit belanghebbenden uit diverse geledingen.

Maatschappelijke rapportage door bedrijven

Aanbeveling: het -pas toe of leg uit’ principe van de Commissie Tabaksblat zou – op basis van
de nieuwe Richtlijn 400 Jaarverslag van de Raad voor de Jaarverslaggeving – ook moeten
worden toegepast op de maatschappelijke verslaggeving van ondernemingen

De regering laat weten (3.2.2.B, pagina 88) zich bij haar beleid vooral te richten op de kwalitatieve
ontwikkeling van maatschappelijke jaarverslaglegging. Hoewel wij dat van harte toejuichen, betreuren wij dat daarmee een kwantitatieve doelstelling ontbreekt. In de beleidsagenda wordt nog gesproken over het streven naar toename in het afleggen van verantwoording op MVO gebied door bedrijven (pagina 19), maar in de beleidsartikel is daarover niets te vinden. In 2001 werd door de regering een – overigens zeer bescheiden – kwantitatief doel van 2% groei per jaar van het aantal maatschappelijke rapportages door bedrijven gesteld. De kamer vond deze doelstelling onvoldoende ambitieus (motie Vendrik-Bolhuis) en de regering nam deze motie over.
Het MVO Platform pleit ervoor om het door de commissie Tabaksblatt geopperde -pas toe of leg uit
principe’ voor rapportage over -corporate governance’ ook toe te passen op de nieuwe Richtlijn
Jaarverslag van de Raad voor de Jaarverslaggeving. De regering heeft dit principe aanvaard en
toegezegd het wettelijk te verankeren. Wij zien geen redenen waarom de principes van goed
ondernemingsbestuur wél en de – op internationale verdragen gebaseerde – verantwoordelijkheden van bedrijven, níet onder dit principe zouden moeten vallen. De Handreiking voor Maatschappelijke
Verslaggeving van de Raad, die onlangs aan de staatssecretaris van EZ is aangeboden, kan worden
beschouwd als een gezaghebbende toelichting van de nieuwe Richtlijn 400 Jaarverslag.

Verantwoord inkoopbeleid

Aanbeveling: het door de regering beloofde Plan van Aanpak voor een verantwoord inkoop- en
aanbestedingsbeleid van de overheid, moet ook een plan bevatten ter ondersteuning van
producenten in ontwikkelingslanden bij het realiseren van verantwoord ondernemen.
Het door het CDA geïnitieerde en door de Kamer eerder breed ondersteunde idee om een beleid te
ontwikkelen voor verantwoord inkopen en aanbesteden door de overheid, zal volgens de regering
leiden tot een, in het najaar van 2003 aan de Kamer toe te zenden, Plan van Aanpak (Bijlage moties en toezeggingen, pagina 280). Verwonderlijk is echter dat over de uitgangspunten daarvan niets is terug te vinden in de rijksbrede taakstelling voor Professioneel Inkopen en Aanbesteden (PIA), terwijl ook niet verwezen wordt naar (de Nederlandse inbreng in) de Europese richtlijn die momenteel op dit gebied wordt ontwikkeld. In een notitie die wij u in april van dit jaar stuurden 1 vroegen wij ons af bij wie advies voor het Plan van Aanpak wordt ingewonnen en of het beleid voor verantwoord inkopen ook wordt gekoppeld aan een aanpak, met name van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking), om Zuidelijke producenten te ondersteunen bij het realiseren van verantwoord ondernemen. Wij waren en zijn van mening dat een verantwoord inkoopbeleid zonder een parallelle ondersteuning van Zuidelijke producenten, met name van diegenen die producten aan Nederlandse overheden leveren, er toe dreigt te leiden dat zij marktaandeel zullen verliezen.

OESO Richtlijnen en NCP
Aanbevelingen: het NCP moet de middelen krijgen om zelf onderzoek te doen naar aanleiding
van ingediende klachten. Zij zou ook moeten controleren en publiek maken of haar
aanbevelingen aan betrokken partijen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Het MVO Platform is positief over de aankondiging dat de procedure van het Nationaal Contact Punt (NCP) voor de OESO Richtlijnen wordt verduidelijkt (5.2.2.B, pagina 130). De nieuwe procedure bevat echter geen (na te streven) termijn voor het afronden van een specifiek geval als zodanig. Dit is vooral problematisch omdat er tegelijkertijd geen transparantie is tijdens de behandeling van een zaak. Dat maakt het voor de belanghebbenden moeilijk de voortgang van een zaak te beoordelen, en daarmee de effectiviteit van het instrument.
Verder achten wij het van belang dat het NCP bij het behandelen van klachten – -specific instances’ in OESO jargon – de mogelijkheid moet krijgen om zelf onderzoek te doen. Tenslotte zou het NCP als onderdeel van de procedure moeten nagaan, bijvoorbeeld na een jaar, of de gedane aanbevelingen ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Zij zou publiek moeten maken wanneer dat niet het geval is.

Corporate governance

Aanbeveling: vanuit de visie dat verantwoord ondernemen integraal deel moet uitmaken van het
opereren van elke onderneming, zou de regering in haar visie op de voorstellen van -Tabaksblat’
de rol van goed ondernemingsbestuur even integraal moeten verwerken.
Het MVO Platform heeft een uitvoerig commentaar gegeven op de concept-code voor corporate
governance van de commissie Tabaksblat.2 Goed ondernemingsbestuur (-corporate governance’) is volgens het Platform onlosmakelijk verbonden met maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). -Corporate governance’ kan niet, zoals de commissie Tabaksblat in haar concept code doet, beperkt worden tot de relatie met de aandeelhouders.
Dat staat haaks op opvattingen in de samenleving én op het standpunt van SER en regering dat MVO deel uitmaakt van de -core business’ van ondernemingen. In het onderdeel -corporate governance’ van de begroting (3.3.A., pagina 85) is daarover echter niets terug te vinden.
Het Platform doet elf aanbevelingen om de principes en de bepalingen van de code zo aan te passen
dat de MVO optiek daar steeds integraal deel van uitmaakt en een onderneming ook bestuurlijk is
toegerust om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Voor de te realiseren inhoudelijke normen voor MVO – die buiten de code zelf liggen maar waarnaar wel verwezen kan worden – wijst het MVO Platform op de – door de Nederlandse regering onderschreven – OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen en naar het MVO Referentiekader dat door het MVO Platform is opgesteld.

VN Normen voor bedrijven

Aanbevelingen: de Nederlandse regering en de Europese Unie zouden zich moeten
committeren aan het proces van norm- en beleidsontwikkeling in de VN rond de normen voor
bedrijven. Verder zijn de huidige concept normen ook nu al een belangrijk richtsnoer voor
beleid op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen

In augustus jl. heeft de Subcommissie Mensenrechten van de Verenigde Naties unaniem een pakket
normen (plus toelichtend commentaar) aangenomen dat van toepassing is op multinationale en andere ondernemingen. Het betreft normen voor mensenrechten in brede zin, want ze omvatten ook de verantwoordelijkheden op het gebied van arbeid, milieu en consumentenbelangen. De nieuwe VN Normen zijn ons inziens een zeer belangrijke aanzet tot het ontwikkelen van een internationaal kade voor ondernemingen die maatschappelijk verantwoord willen ondernemen en daarom een belangrijk instrument voor organisaties die bedrijven daarop willen aanspreken.
Traditioneel zijn internationale mensenrechtenstandaarden gericht op de verantwoordelijkheden van
staten. De nieuwe VN Normen doorbreken dit patroon door – op basis van bestaande verplichtingen
van staten – ook de verantwoordelijkheden voor bedrijven te definiëren en deze bijeen te brengen in
één document.
Het MVO Platform vindt dat de VN Normen richtinggevend zouden moeten worden voor het beleid
dat Nederland en de Europese Unie op dit gebied gaan voeren. Nederland en de Europese Unie mogen van bedrijven verwachten dat deze zich aan de VN Normen houden, ze opnemen in hun eigen gedragscodes en daarover rapporteren. De VN Normen hebben qua inhoud en uitgangspunt overigens veel gemeen met het MVO Referentiekader dat eind vorig jaar door het MVO Platform is opgesteld.
Nederland en de EU kunnen er op tal van manieren aan bijdragen dat de VN Normen en de uitvoering daarvan een -vaste bodem’ worden in het MVO beleid. Dat geldt bijvoorbeeld voor het beloofde plan van aanpak voor verantwoord inkopen/aanbesteden door de overheid en voor de maatschappelijke verslaggeving door bedrijven.
Van groot belang is ook dat de Nederlandse regering en de Europese Unie zich committeren aan het
verdere proces van norm- en beleidsontwikkeling in de VN rond dit thema. De eerste gelegenheid doet zich komend voorjaar voor als de Mensenrechtencommissie van de VN zich over dit onderwerp buigt.

Uitvoering MVO criteria export- en investeringsinstrumentarium

Aanbeveling: het gebruik, de toetsing en de resultaten van de MVO criteria voor het export- en
investeringsinstrumentarium zouden – na de beginperiode van twee jaar – onafhankelijk
geëvalueerd moeten worden, met nadruk op aanbevelingen voor verbeteringen.
In artikel 5.2.2.B. wordt meegedeeld dat de Kamer zal worden geïnformeerd over de voortgang van de implementatie van de MVO criteria in het export- en investeringsinstrumentarium. Deze criteria
gelden inmiddels vanaf begin 2002, maar niet duidelijk is of en hoe deze binnen de verschillende
instrumenten bevorderd en getoetst worden en wat daarvan de uitkomsten zijn in termen van een
verbetering op het gebied van MVO.

Handelsmissies

Het Platform is van mening dat bij de organisatie van handelsmissies – van voorbereiding,
uitvoering tot vervolgtraject – de bevordering van -ondernemen tegen armoede’ en
maatschappelijke verantwoord ondernemen mede als uitgangspunten moeten gelden.
Tijdens de bespreking in de Kamer van het verslag van de gezamenlijke missie naar India van
toenmalig staatssecretaris Van Ardenne van Ontwikkelingssamenwerking en staatssecretaris Wijn van Economische Zaken op 24 april jl., liet laatstgenoemde weten het bijzonder nuttig te vinden om samen met -OS/BZ’ nader te onderzoeken hoe het beleid -Ondernemen tegen armoede’ gestalte kan worden gegeven. Ook liet hij weten dat een onderzoek is gestart naar de wijze waarop Nederlandse bedrijven n ontwikkelingslanden kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling in de particuliere sector. Het MVO Platform wacht nadere informatie daarover met veel belangstelling af.