De provincie Drenthe stelt de komende drie jaar 750.000 euro beschikbaar voor de vergroening van de chemie in Zuidoost Drenthe. Doel is om innovatie binnen de bedrijven te versnellen en de Drentse initiatieven op de kaart te zetten. Met de bijdrage van de provincie kan de chemiesector zich verder ontwikkelen en hun status van toplocatie voor groene chemie in Nederland versterken.
De Drentse chemie bestaat hoofdzakelijk uit Midden- en Kleinbedrijven. Deze bedrijven hebben soms begeleiding nodig in hun zoektocht naar innovatie Met de bijdrage van de provincie wordt de aanjaagorganisatie gecontinueerd, de profilering van de groene economie en de uitwerking van de gezamenlijk noordelijke aanpak verder vormgegeven.. De aanjaagorganisatie zorgt voor deze begeleiding. De gemeente Emmen draagt financieel bij aan de aanjaagorganisatie en de profilering.
Sector belangrijke werkgever
De provincie hecht grote waarde aan de verdere ontwikkeling van de chemische sector in Zuidoost-Drenthe. ‘Duizenden mensen vinden hun werk in de drentse chemie. De sector is daarmee een belangrijke werkgever. De vergroening en verduurzaming is een kans voor de sector. Zowel burgers als bedrijven hebben steeds meer behoefte aan groene producten die gemaakt zijn van biomassa en niet van de traditionele fossiele grondstoffen. Ook bedrijven die zich richten op recycling van bestaande producten dragen bij aan deze circulaire economie’, aldus gedeputeerde Henk Brink.
Alle seinen op groen
Door nu te investeren in de chemie speelt de provincie Drenthe in op de verwachte advisering van de zogeheten commissie Vollebregt. Deze commissie is in het leven geroepen door het Ministerie van Economische Zaken en moet een strategie formuleren hoe de economie in de regio Emmen, Hoogeveen, Coevorden en Hardenberg versterkt kan worden. ‘Hoewel dit advies nog officieel gepresenteerd wordt, verwachten wij dat de chemiesector daar een belangrijke rol in gaat spelen. Wij willen geen tijd verliezen en zetten daarom alle seinen nu al op groen’, aldus Brink. ‘Natuurlijk zijn het in eerste instantie de bedrijven zelf die de slag moeten maken, maar wij zien voor ons als overheid een rol weggelegd in de randvoorwaardelijke sfeer.’