‘Het blijkt dat faciliteren alleen niet effectief is. Hoewel de bal bij het bedrijfsleven ligt, zie ik het als mijn plicht om de textielsector actiever te informeren over maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Ploumen gaat nogmaals met de Nederlandse textielsector, tezamen met NGOs en vakbonden, aan tafel zitten en verwacht deze zomer van de bedrijven een ‘concreet gezamenlijk plan van aanpak met meetbare doelen met een duidelijke tijdslijn’. Producenten moeten volgens de minister hun verantwoordelijkheid nemen in de keten en ten minste volgens de OESO Richtlijnen handelen. ‘Dit betekent dat bedrijven de risico’s in hun keten in kaart hebben en systemen geïmplementeerd om deze risico’s te minimaliseren.’
Na de verkiezingen in Bangladesh, eind dit jaar, wil de minister met een delegatie van Nederlandse textielbedrijven, vakbonden en NGO’s naar Bangladesh afreizen.
In Brussel zal minister Ploumen met de EU handelministers de situatie in Bangladesh bespreken. ‘Ik ga mijn collega-ministers vragen om de eigen nationale textielsector te benaderen om ook tot een actieplan te komen. Betrokkenheid en commitment van uit Europese Commissie is prioritair.’
Minister Ploumen denkt door samenwerking tussen initiatieven en actoren, en dus ook tussen concurrerende textielbedrijven, dat het mogelijk is om gezamenlijk verbeteringen neer te zetten. Nederland beschikt over brede lokale contacten via de ambassade en de ILO en kan zich inzetten om partijen bij elkaar te brengen.
‘We mogen niet accepteren dat textielarbeiders enorme veiligheidsrisico’s moeten lopen om voor ons spijkerbroeken en t-shirts te maken. Een lage prijs mag niet ten koste van alles gaan. En dan te beseffen dat van een t-shirt van tien euro slecht 50 cent naar de producent gaat. De race naar de laagste prijs moet op deze manier worden gestopt’.
Sinds 2006 zijn ruim 1200 textielwerkers in textielfabrieken in Bangladesh omgekomen.