Het beleid van pensioenfondsen ten aanzien van beleggingen in de wapenindustrie valt te beoordelen aan de hand van een aantal factoren, waaronder het hanteren van ethische criteria en het hebben van een uitsluitingenlijst. Een flink aantal pensioenfondsen heeft een uitsluitingenbeleid geformuleerd. Vaak beperkt zich dit tot een of enkele soorten wapens, vooral landmijnen en clustermunitie. Beleggingen in bedrijven betrokken bij bijvoorbeeld kernwapens, of munitie met verarmd uranium blijven bestaan. Ook bedrijven die leveren aan landen die in gewapend conflict verwikkeld zijn of mensenrechten schenden, worden zelden uitgesloten.
Het Pensioenfonds Zorg & Welzijn (voorheen PGGM) heeft nog steeds het meest verantwoorde beleggingsbeleid op het gebied van wapenhandel. Ook de pensioenfondsen van het FNV en de Rabobank onderscheiden zich in positieve zin. Aan de andere kant zijn er pensioenfondsen aan wie de roep om een meer verantwoord beleggingsbeleid volledig voorbij lijkt te zijn gegaan. Het pensioenfonds van Shell heeft geen enkel beleid op dit vlak en belegt op grote schaal in alle mogelijke wapenproducenten. Ook de pensioenfondsen van Akzo Nobel en DSM komen niet goed uit de bus. Het grootste pensioenfonds, ABP (met uitvoerder APG), heeft slechts een beperkt uitsluitingenbeleid ontwikkeld (voor clustermunitie, landmijnen en chemische en biologische wapens). Op basis daarvan zijn een aantal beleggingen afgestoten, maar nog altijd wordt op grote schaal belegd in anderszins controversiële wapenproducenten.
De Campagne tegen Wapenhandel bepleit een beleggingsbeleid dat:
* bedrijven uitsluit die (onderdelen van) landmijnen, clustermunitie, kernwapens en wapens met verarmd uranium produceren;
* bedrijven uitsluit die meer dan 5% van hun omzet uit militaire productie halen.