Het kabinet streeft naar een volledig circulaire economie in 2050, met als tussendoelstelling de halvering van het gebruik van primaire abiotische grondstoffen in 2030. Het kabinet heeft het PBL verzocht om op te treden als ‘rekenmeester’ van de transitie naar een circulaire economie. Om de koers naar 2050 te kunnen monitoren en evalueren en om het beleid in de vormgeving of bijsturing van beleid te voorzien van kennis en informatie, heeft het PBL samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML), het Centraal Planbureau (CPB), het RIVM, RVO.nl, Rijkswaterstaat en TNO het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie 2019 – 2023 opgesteld.
In dit gezamenlijke werkprogramma ontwikkelen deze partijen onder regie van het PBL een monitoringssystematiek en gebruiken deze om zowel de transitie naar als de effecten van een circulaire economie in beeld te brengen. In het werkprogramma is specifieke aandacht voor het beleid van verschillende overheidslagen en inspanningen van maatschappelijke partijen om de circulaire economie dichterbij te brengen. Daarnaast ontwikkelt het PBL samen met de bovengenoemde partijen rekenmodellen waarmee mogelijke paden naar de circulaire economiedoelen zijn te schetsen en het effect van verschillende beleidskeuzes kunnen worden geanalyseerd.
Het werkprogramma bestaat uit vijf onderdelen: Rapportages (WP1), Transitiemonitoring (WP2), Effectmonitoring (WP3), Scenario’s en modellering (WP4) en Beleidsevaluaties (WP5). De exacte invulling van WP2, 3, 4 en 5 wordt jaarlijks bepaald op basis van de op dat moment meest relevante beleids- en onderzoeksvragen.