De mondiale doelen van het klimaatakkoord van Parijs kunnen met minder negatieve emissies worden gehaald dan in de meeste analyses wordt aangenomen. Meer inzetten op gedragsverandering, meer gebruik van hernieuwbare energie of een verregaande reductie van methaanuitstoot vormen een alternatief voor negatieve emissies zoals bio-energie in combinatie met CO2-afvang en -opslag (BECCS). Hoewel negatieve emissies niet tot nul terug te brengen zijn, kan het gebruik van BECCS wel aanzienlijk worden verminderd. Dat concluderen onderzoekers van het PBL en de Universiteit Utrecht in een artikel in Nature Climate Change.
Verkenningen rond de doelen van het Parijsakkoord laten meestal zien dat naast snelle emissiereductie ook grootschalige inzet van negatieve emissies nodig is, zoals herbebossing en BECCS. Veel van deze methoden leiden tot een groot ruimtegebruik, met mogelijke gevolgen voor de wereldvoedselvoorziening en de natuur.
PBL en de Universiteit Utrecht tonen nu met behulp van het IMAGE-model aan dat alternatieve paden mogelijk zijn om de doelen van het Parijsakkoord te halen.
Negatieve emissies leiden tot veel landgebruik
Het Parijsakkoord beoogt de stijging van de wereldwijde temperatuur te beperken tot ruim onder de 2 graden, en bij voorkeur 1,5 graad Celsius. Deze doelstelling vereist een zeer sterke reductie van de broeikasgasemissies.
Scenario’s gericht op het Parijsdoel gebruiken daarom vrijwel altijd methoden om CO2 uit de lucht te halen, zogeheten negatieve emissies. Vaak is in de berekeningen de hoeveelheid negatieve emissies aan het eind van de eeuw zo groot, dat dit negatieve gevogen kan hebben voor de voedselvoorziening of de natuur. De vraag is of dit kan worden beperkt.
Verkennen van alternatieve scenario’s met computermodellen
Met behulp van computermodellen is het mogelijk om alternatieve scenario’s te verkennen. Normaal gesproken wordt de modellen vooral gebruikt om een zo goed mogelijk pakket aan maatregelen te vinden om aan de klimaatdoelstelling te voldoen.
In deze studie verkennen onderzoekers van het PBL en de Universiteit Utrecht juist allerlei alternatieve scenario’s die tot minder negatieve emissies zouden kunnen leiden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om gedragsverandering, het verder reduceren van niet-CO2 broeikasgassen zoals methaan, en meer gebruik van hernieuwbare energie.
Minder negatieve emissies mogelijk – maar niet naar nul
De nieuwe IMAGE-scenario’s laten zien dat er meerdere paden zijn voor het bereiken van het 1,5 graad-doel. Dat betekent dat er meer flexibiliteit is om beleid te formuleren.
De meeste nieuwe scenario’s zijn minder afhankelijk van negatieve emissies dan de standaardoplossing. In het gedragsveranderings-scenario wordt onder meer uitgegaan van een reductie van de vleesconsumptie tot het niveau aangeraden voor een gezond menselijk dieet. Dit leidt tot minder uitstoot van methaan door koeien en het vrijkomen van land dat nu wordt gebruikt voor veevoer. Deze gebieden kunnen worden gebruikt voor herbebossing en/of productie van bio-energie. De scenario’s tonen overigens ook aan dat ontwikkeling van negatieve emissie technologie noodzakelijk blijft.
Verkennen van voor- en nadelen
‘We kunnen de resultaten gebruiken om de voor- en nadelen van het standaard-scenario en de alternatieven te vergelijken’, zegt Detlef van Vuuren, projectleider van het IMAGE-project en hoogleraar bij de Universiteit Utrecht. ‘Duidelijk is dat elk pad zijn eigen uitdagingen kent: verandering in dieet betekent bijvoorbeeld een grootschalige verandering van het wereldvoedselsysteem. Elk scenario laat in ieder geval een duidelijke breuk met trends uit het verleden zien.’
Wel lijken veel van de alternatieve scenario’s goed te combineren met het behalen van andere VN-duurzaamheidsdoelen, zoals rond natuur, de wereldvoedselvoorziening en gezondheid. ‘Dit is belangrijk om het draagvlak voor verregaand klimaatbeleid te vergroten. Met name in ontwikkelingslanden is de agenda rond de SDG’s net zo belangrijk voor de toekomst als klimaatbeleid’, voegt Detlef van Vuuren toe.