Tot nu toe konden particulieren die geld zochten voor de bouw van een waterput in Mali of voor het kliniekje opgezet door een heeroom in Malawi terecht bij de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling (NCDO) en het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Van dat laatste wil minister Herfkens af. Nu kunnen particulieren aankloppen bij een intake-loket, het zogeheten front office, van de Novib’s en Cordaids.
Nieuw is ook dat de MFO’s geld krijgen om beleid in Nederland en Europa te beïnvloeden. Hulporganisaties moeten à la Greenpeace de torens in om te schreeuwen voor bijvoorbeeld open markten voor producten uit arme landen. De minister wil -Klimploegen van de Derde Wereldbeweging’ zien, meer acties -waarin ook de politiek wordt aangesproken’.
Op die manier, is de redenering, blijft de Nederlandse samenleving -wakker’ en ontstaat er meer draagvlak voor vraagstukken over internationale samenwerking.
Het zijn twee nieuwe aspecten in het verse beleidskader voor het medefinancieringsprogramma (MFP). Dat is tot stand gekomen na een evaluatierapport van het IBO, Interdepartementaal Beleidsonderzoek.
Helemaal nieuw zijn de uitkomsten van het rapport niet. Rond Pasen lekten de aanbevelingen al naar de media. Hieronder staan de veranderingen nog eens op een rijtje.
* Tot 2003 krijgen de vijf MFO’s 10, daarna 11 procent van het ontwikkelingsbudget. Bij heel veel aanvragen kan het budget oplopen tot maximaal 14 procent;
* MFO’s krijgen geld voor directe armoedebestrijding, maatschappij-opbouw en dus nu ook voor beïnvloeding van beleid;
* Eens per vier jaar komt er een open inschrijving voor het MFP. Daarmee is het programma niet meer het exclusieve domein van de traditionele MFO’s (Novib, Hivos, Cordaid en Icco). Foster Parents doorbrak met toetreding dat bolwerk vorig jaar al;
* Criterium voor toelating is dat organisaties die voor medefinancering van het ministerie in aanmerking willen komen, moeten werken -op verschillende niveau’s, met verschillende actoren, in verschillende landen/continenten en in meerdere sectoren en thema’s’. Hierdoor vallen bijvoorbeeld Artsen zonder Grenzen en Rode Kruis af;
* Een onafhankelijke commissie, waarin vertegenwoordigers van Buitenlandse Zaken en de MFO’s, beoordelen die nieuwe aanvragen;
* Wie samenwerkt met andere MFO’s en organisaties, of VN-instellingen of Wereldbank kan rekenen op een premie;
Ook wordt ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen in ontwikkelingslanden samenwerking met het bedrijfsleven gestimuleerd;
* De organisaties zullen een deel van hun fondsen zelf moeten werven;
* Er komt een systeem om de kwaliteit van het werk van de MFO’s beter te beoordelen;
* De organisaties behouden hun autonomie, maar moeten wel binnen de beleidskaders van het ministerie blijven werken;
* Er komt een onderscheid tussen de zogenaamde traditionele -brede’ MFO’s, de organisaties die werken vanuit een specifieke invalshoek (vrouwen, gezondheid, milieu, etc.) en de organisaties die werken aan armoedebestrijding maar een andere hoofddoelstelling hebben, zoals vakbonden, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de vredes- en milieubeweging.