Palmolie is een beladen thema als het gaat om duurzaamheid. De analyse van de netwerken en interacties tussen producenten, handel, voedingsindustrie, overheden en consumenten moet licht brengen in verschillende manieren waarop de gehele keten is te verduurzamen. Die opgave stelt zich prof.dr. Peter Oosterveer, persoonlijk hoogleraar Milieubeleid aan Wageningen University, in zijn inaugurele rede op 8 september.
Palmolie is de belangrijkste plantaardige olie ter wereld. Driekwart van de productie wordt internationaal verhandeld, vanuit Zuidoost-Azië. Palmolie belandt in de helft van alle producten in de supermarkt zoals in levensmiddelen en cosmetica, hoewel consumenten zich daar lang niet altijd bewust van zijn. Daarbuiten ook als bestanddeel van chemische producten of als biobrandstof. Per hectare is de olieproductie hoger dan die van soja of koolzaad, terwijl de productiekosten laag zijn. Deze eigenschappen hebben een impuls gegeven aan de economische ontwikkeling van Indonesië en Maleisië, met inbegrip van zes miljoen kleine exploitanten.
Nieuwe palmolieplantages
De milieu- en sociale gevolgen van deze groei zijn echter groot. Nieuwe plantages hebben ongerepte bossen verdrongen, met als gevolg: Ontbossing, verminderde biodiversiteit, bedreiging van inheemse diersoorten zoals de orang utan, verontreiniging door smog, erosie en bijdragen aan het broeikaseffect door het draineren van veengronden. Daarnaast zijn er sociale gevolgen, zoals conflicten over grondbezit bij de expansie van plantages.
Deze complexe sociale en duurzaamheidsproblemen van de palmolie-industrie zouden het hoofd moeten worden geboden door effectieve regulering. “Deze moet de negatieve gevolgen indammen en tegelijk de positieve stimuleren,” legt prof. Oosterveer uit. “Maar in een complex, wereldwijd netwerk zoals dat rond palmolie is dat niet eenvoudig te organiseren. De meeste kritiek op palmolieproductie komt van consumenten in de importerende landen, de meeste steun van producenten en overheden in de exporterende landen. Het resultaat was dat overheden geen effectieve regulering tot stand brachten. Een poging om deze leemte te vullen was de oprichting van de RSPO, een privaat initiatief van producenten, investeerders, verwerkingsbedrijven en niet-gouvernementele organisaties.” De RSPO, telt inmiddels 1420 leden en heeft voor elkaar gekregen dat 17% van de wereldwijd geproduceerde palmolie middels haar standaard gecertificeerd is.
Controverses in netwerk
“We zien in dit voorbeeld dat private partijen een mondiaal netwerk in het leven kunnen roepen om bij te dragen aan duurzaamheid op mondiaal niveau. De RSPO-standaard wordt echter ook bekritiseerd omdat het onvoldoende effectief zou zijn om duurzaamheid te garanderen en daarnaast omdat de lokale overheden er niet bij betrokken zijn en het voor kleine producenten vaak onaantrekkelijk is de standaard te volgen. Deze controverses maken het erg lastig om de gehele sector richting duurzaamheid te sturen”, zegt prof. Oosterveer in zijn rede met de titel ‘Networks, flows and actors; Promoting sustainability in globalising food provision‘.
Internationale voedselketens zoals palmolie bestuderen vanuit het gezichtspunt van mondiale netwerken geeft aldus een beter beeld van wat er allemaal gebeurt in de aansturing richting duurzaamheid. “De interacties tussen diverse actoren worden helder en vooral: het palmolievoorbeeld geeft aan dat we deze dynamiek niet alleen neerwaarts moeten beschouwen (van productie naar consumptie), maar ook opwaarts (van consumptie naar productie),” aldus prof. Oosterveer.
Visteelt en visvangst
Ook in vis- en schelpdieren is een levendige internationale handel, maar ook hier dragen de activiteiten bij aan milieuproblemen. Visteelt in vijvers op het land veroorzaakt verontreinigingen, op zee dreigt overbevissing. “Deze problemen moeten we oplossen door onderzoek van de organisatie van de productieketen, met particuliere producenten en bedrijven, overheden en NGO’s. Samen kunnen zij de productieketen verduurzamen.”, zegt prof. Oosterveer.