Om de praktijk van de duurzame verslaggeving te stimuleren, maakte Febecoop Adviesbureau Vlaanderen met de steun van de Cel Sociale Economie een vergelijkende studie tussen de duurzaamheidsverslaggeving van Belgische en buitenlandse ondernemingen. Eerstgenoemde werden geselecteerd op basis van hun actieve deelname aan het Trivisiproces van Minister Landuyt; de buitenlandse ondernemingen belandden in de korf omdat zij in vroegere studies al bovendreven als -best practices”.

AND THE WINNER IS.

We stelden vast dat duurzaamheidsverslaggeving bij ons in vergelijking met onze buurlanden in de kinderschoenen staat.
Als een onderneming dan toch informatie verstrekt, dan blijken de aangekaarte thema’s wel sterk overeen te komen met deze van de buitenlandse ondernemingen: het milieu en het welzijn van de werknemers.

Hoewel ze geen duurzaamheidsverslag uitgeven en communiceren via hun websites, brochures, ect. zijn Colruyt en Janssens Pharmaceutica in eigen land de lichtende voorbeelden. Het -Kort Duurzaamheidsrapport” van Proviron toont dan weer aan dat een kleinschalig jaarverslag met een klare missie, duidelijke doelstellingen en toekomstperspectieven heel wat waardevolle informatie over MVO kan bevatten.

Ondernemers die methodisch en transparant willen rapporteren over MVO, moeten hun licht opsteken bij The Body Shop, The Co-Operative Bank en Novo Nordisk. Volgens onze studie zijn zij de absolute ijkpunten.

Daarnaast merkten we op dat onder de buitenlandse -best practices” de klassieke coöperatieve ondernemingen een prominente plaats innemen: behalve de al eerder geciteerde The Co-operative Bank behoren ook CIS Manchester Co-operative Insurance en Unipol tot de na te volgen voorbeelden. Social Economy rules!

DRINGEND GEZOCHT: KRITISCHE, CONSTRUCTIEVE STAKEHOLDERS

Uit onze studie blijkt eveneens dat een aantal Belgische ondernemingen weliswaar op een aantal publieke tribunes communiceert over haar intenties m.b.t. MVO maar geen concrete informatie aanbiedt via haar eigen communicatiekanalen. Dit kan een bewuste keuze zijn: door veel informatie te geven, word je een schietschijf van pers en drukkingsgroepen als je de voorziene resultaten niet haalt. Het was precies doordat Colruyt openlijk communiceert over haar beleid tegenover de leveranciers dat we konden vaststellen dat dit voor verbetering vatbaar is. Hier is voor de stakeholders wellicht een rol weggelegd om een constructieve dialoog aan te gaan met ondernemingen die op een transparante manier werken.

Omgekeerd kan onverschilligheid van de stakeholders evenzeer een rem zetten op de ontwikkeling van duurzaamheidsverslaggeving. Akzo Nobel liet weten dat ze geen corporate milieuverslag meer opstelt omdat de productiekost omgekeerd evenredig was aan de reacties.
De aanwezigheid van een stimulerende omgeving is voor ondernemingen dus evenzeer van belang voor de verdere ontwikkeling van duurzaamheidsverslaggeving.

TE WEINIG METHODIEK! TE DUUR! TE VEEL WERK!

Wat brengt de toekomst? Misschien is de vergelijking met de evolutie van de financiële verslaggeving niet ongepast. Tot de jaren dertig van de vorige eeuw was de praktijk van financiële jaarverslagen onbestaande. Pas na de beurscrash van 1929 gingen er overal stemmen op dat er richtlijnen moesten komen over hoe bedrijven hun financiële informatie correct én vergelijkbaar konden weergeven. De ondernemingswereld zag dit niet zitten: er ontbrak een methodiek, het was teveel werk en het zou te duur zijn. Vandaag stelt niemand de financiële rapportage in vraag. Ondertussen leiden de recente ondernemingsschandalen in de VS alvast tot een toegenomen belangstelling en waardering voor duurzaamheidsverslaggeving. De vraag is misschien niet of ondernemingen een duurzaamheidverslag moeten uitbrengen maar wanneer ze dit zullen doen.