De kleine palmoliecentrales (50 megawatt per stuk) produceren verhoudingsgewijs ongeveer tien keer zoveel stikstofoxiden en fijn stof als een moderne gasgestookte centrale. Daarmee leggen ze een zware claim op de ‘milieuruimte’ voor de bestaande industrie, aldus Boot. Die industrie is de laatste jaren geconfronteerd met steeds strengere normen voor de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) en fijn stof.
De bouw van de palmoliecentrales wordt mogelijk gemaakt door enkele honderden miljoenen euro’s uit de subsidieregeling voor ‘groene stroom’, waartoe de energie die met palmolie wordt opgewekt, wordt gerekend.
“Ik vind dat met twee maten meten”, aldus Boot. “Het is toegeven aan de modegril van groene stroom zonder de gevolgen onder ogen te zien. Dit is een vorm van concurrentievervalsing waarmee, nota bene ten koste van het milieu, een aanslag wordt gepleegd op de bestaande industrie, om twijfelachtige klimaatwinst te behalen.” Ook Rein Willems, president-directeur van Shell Nederland, noemt het “tamelijk bizar” dat een klein stukje van het klimaatprobleem wordt opgelost door de bouw van “fors gesubsidieerde” installaties die verhoudingsgewijs veel luchtvervuiling veroorzaken.
Maarten de Hoog, directielid van DCMR Milieudienst Rijnmond, zegt dat hij het provinciebestuur van Zuid-Holland “met grote tegenzin heeft geadviseerd” voor de palmoliecentrale in dit gebied een milieuvergunning af te geven. Dat dit soort centrales als ‘groen’ wordt aangemerkt is volgens De Hoog “een puur technische redenering”. Volgens De Hoog bestaan voor de – wat hij noemt – verouderde technieken (dieselmotoren) die in de palmoliecentrales worden toegepast geen adequate milieueisen.
Het bedrijf dat de palmoliecentrales wil exploiteren, Biox uit Vlissingen, verwacht volgend jaar met de bouw van twee centrales (in Vlissingen en in Delfzijl) te kunnen beginnen. In Rijnmond wordt de bouw uitgesteld omdat de aanvraag voor subsidie daar te laat is ingediend.