Nederland streeft naar een volledig circulaire economie in 2050. Dit geldt ook voor de kledingindustrie. Het huidige (ultra)fastfashion verdienmodel, met goedkope kleding van niet-duurzame materialen en snel wisselende collecties, staat hier haaks op. Minder en duurzamer produceren is iets dat de industrie niet uit zichzelf gaat doen, onder meer vanwege de sterke concurrentie. Om kleding circulair in de markt te zetten moet er een rendabel verdienmodel aan ten grondslag liggen en dat ontbreekt nu nog vaak. Circulaire verdienmodellen als resale en repair zijn vooralsnog nauwelijks schaalbaar, waardoor het moeilijk winstgevend te maken is. Voor de groothandel biedt de transitie naar een circulaire economie juist kansen, in de vorm van nieuwe verdienmodellen. Als intermediair, tussen producent en retailer, kan de groothandel een belangrijke schakel zijn om circulariteit in de keten te stimuleren, zowel opwaarts als neerwaarts. Dit blijkt uit de vandaag gepubliceerde themastudie van ING Research.
In 2050 is het circulaire verdienmodel de standaard
Om zuiniger en slimmer met grondstoffen, producten en diensten om te gaan streeft Nederland naar een volledig circulaire economie in 2050. Dit is een economie waarin zoveel mogelijk duurzame hernieuwbare grondstoffen worden gebruikt, producten en grondstoffen zoveel mogelijk worden hergebruikt en er nauwelijks afval bestaat. Dit kan bijvoorbeeld door het verlengen van de levensduur van kleding door reparatie & onderhoud (Repair), hergebruik (Resale en Rental) en door afgedankte kleding te verwerken tot nieuwe producten en/of materialen (Remodel).
Resale en repair tot nu toe meest aangeboden in de kledingindustrie
Uit een analyse van 20 duurzaamheidsrapporten van zowel Nederlandse als internationale kledingbedrijven blijkt dat – van de vier genoemde circulaire verdienmodellen – resale en repair tot nu toe het meest worden aangeboden, zij het veelal nog op kleine schaal. Zo biedt Zeeman in acht winkels tweedehands kleding aan, kan je bij één vestiging van Bever gebruikte kleding van een select aantal merken terug-verkopen en biedt Livera in een aantal winkels reparatieservices aan. Remodel is het minst ontwikkelde circulaire verdienmodel onder de geanalyseerde kledingbedrijven.
Circulaire verdienmodellen niet altijd geschikt….
Een grote belemmering is dat niet alle circulaire verdienmodellen even geschikt zijn voor de verschillende marktsegmenten in de kledingindustrie: goedkoop – midden – premium – luxe. Een circulair verdienmodel als repair is alleen aantrekkelijk als de kosten van reparatie beduidend lager zijn dan de waarde van het kledingstuk. Reparatie van een kledingitem uit het goedkope segment weegt daarom vaak niet op tegen de aanschafprijs van een nieuw kledingstuk. Hetzelfde geldt voor rental. Waarom zou je iets eenmalig voor 10 euro huren als je het voor 20 euro zelf kan kopen? Rental is dan ook alleen aantrekkelijk en rendabel voor het premium en luxe segment.
….en veelal nog niet rendabel
Daarnaast zijn circulaire verdienmodellen als resale en repair nog nauwelijks schaalbaar, waardoor het moeilijk is om het rendabel te maken. Neem bijvoorbeeld bij resale de retourlogistiek van gebruikte kleding. Nadat het is ingezameld, wordt het handmatig gesorteerd, gereinigd en vervolgens weer verkocht, online of in een fysieke winkel. Voor het aanbieden van een reparatieservice geldt hetzelfde. Er moeten onderdelen, zoals knopen en ritsen, beschikbaar komen en reparateurs worden aangenomen of ingehuurd. Het resultaat is dat er binnen de kledingindustrie nog weinig circulaire verdienmodellen zijn die ook echt winstgevend zijn.
Consuminderen, hergebruik en waardebehoud
“De kledingindustrie heeft nog een lange weg te gaan om te komen tot een volledig circulaire economie, aldus Dirk Mulder, Sector Banker Retail & Trade bij ING. “Het betekent vooral minder en duurzamer produceren, iets dat de industrie niet uit zichzelf zal gaan doen. Voor de groothandel biedt deze circulaire transitie echter nieuwe kansen. Als intermediair tussen producent en retailer kan de groothandel duurzame innovaties versnellen door circulaire producten en materialen toegankelijk te maken voor retailers en consumenten. Bovendien hebben ze de capaciteit om producenten te sturen richting verantwoord grondstofgebruik en afvalbeperking. Daarnaast kunnen groothandels faciliteren bij het herdistribueren van overtollige voorraden en afgedankte kleding, opdat deze een tweede leven krijgen. Hiermee kan de groothandel bijdragen aan een kledingindustrie die niet langer draait om consumptie, maar om hergebruik en waardebehoud.”