Dankzij deze overeenkomst kunnen de 4.600 Europese leden van Visa nu zakelijke betaalkaarten uitgeven als onderdeel van het milieuprogramma ClimaCount – het CO2 compensatieprogramma – van RePay. Dit programma stelt bedrijven en overheden in staat om duurzame projecten te steunen. Van elke betaling met de Visa betaalkaart wordt de CO2-uitstoot van het product of de service berekend. Deze wordt vervolgens gecompenseerd door investeringen in duurzame energie, herbebossingprojecten of milieubesparende technieken. ClimaCount wordt ondersteund door de non-gouvernementele organisatie Conservation International en het Instituut voor Technisch-Natuurkundig Onderzoek (TNO).
Het concept van deze innovatieve betaalkaart is gebaseerd op een complete, kant-en-klare technische backoffice-infrastructuur, zodat de deelnemende banken nauwelijks hoeven te investeren in backoffice-functionaliteit. Via de website www.climacount.com kunnen de houders van de betaalkaarten hun aankopen met de bijbehorende CO2-uitstoot controleren en zien op welke manier deze wordt gecompenseerd.
Michiel Wielhouwer, Country Manager Visa Benelux: “Visa Europa is erop gericht haar leden altijd unieke voorstellen te doen die interessant zijn voor hun zakenrelaties. Deze nieuwe overeenkomst stelt ons in staat onze leden in heel Europa ‘groene’ betaalmogelijkheden te bieden als antwoord op de groeiende vraag naar duurzame initiatieven. De deelnemende lidbanken hoeven hierbij nauwelijks te investeren in speciale backoffice-functionaliteit, omdat dat bij ClimaCount al is geregeld.”
Patrick Bunnik, CEO van RePay International:
“Deze overeenkomst met Visa bevestigt de snel veranderende houding ten aanzien van ‘groene’ oplossingen: van een mogelijke bedreiging tot een zakelijke kans. Deze nieuwe ontwikkeling op de zakelijke markt is één van de stappen die we zetten om ons ClimaCount-programma verder uit te breiden. RePay beschikt over de nodige middelen en over de juiste slagvaardigheid om onze kant-en-klare oplossingen aan te bieden aan alle leden van Visa in Europa.”