Wie aan uitstoot van broeikasgassen denkt, ziet waarschijnlijk intensieve veeteelt of een rokende fabrieksschoorsteen voor zich. Maar er kan ook met een bredere blik worden gekeken. Zo spelen dienstverlenende organisaties eveneens een rol. Denk bijvoorbeeld aan banken, IT-bedrijven en uitzendbureaus. Het in april van dit jaar gepubliceerde rapport ‘De upstream en downstream productievoetafdruk van Nederlandse bedrijfstakken’ gaat onder meer in op dit onderwerp. De CBS-onderzoekers Michelle Steenmeijer en Niels Schoenaker zijn de auteurs.

Alle bedrijfstakken belicht

Wat is de voetafdruk van de Nederlandse economie voor broeikasgassen? Het CBS brengt dit al langere tijd in kaart. Nu zijn alle bedrijfstakken specifiek belicht en is in dit verkennende onderzoek voor het eerst een nieuwe benadering gehanteerd om een nóg beter beeld te krijgen. Behalve naar upstream voetafdrukken werd ook gekeken naar downstream voetafdrukken. Michelle Steenmeijer, onderzoeker circulaire economie en milieu bij het CBS, legt deze begrippen uit aan de hand van een halfje brood. In het benodigde productieproces zorgt de boer voor tarwe, maakt de molenaar er meel van en gebruikt de bakker meel om brood te bakken, waarna de consument uiteindelijk het brood koopt.

Toeleveranciers en afnemers

Steenmeijer: ‘Een bedrijfstak heeft twee ketens. De eerste: de toeleveranciers en hún toeleveranciers. Dit is de upstream-keten. De boer is toeleverancier van de molenaar. De molenaar op zijn beurt is één van de toeleveranciers van de bakker, want de bakker heeft méér dan meel nodig om brood te bakken. We hebben gekeken naar de gezamenlijke broeikasvoetafdruk van alle toeleveranciers in de ketens. De tweede keten bestaat uit alle afnemers van een product en ook weer al hún afnemers, tot en met de uiteindelijke gebruiker. Dit is de downstream-keten. De bakker is afnemer van de molenaar, de consument is afnemer van de bakker. Ook in deze ketens hebben we gekeken naar de totale voetafdruk.’

Minder uitstoot

Het vorige kabinet heeft ingezet op minder uitstoot van broeikassen. Dat vereist niet alleen verduurzaming van individuele bedrijven, maar ook van ketens. Data, berekeningen en analyses van het CBS bieden inzicht in die ketens. Vanuit het werkprogramma monitoring en sturing circulaire economie is het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat traditiegetrouw opdrachtgever van het CBS voor de voetafdrukken. Binnen dit programma werkt het CBS samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) er aan om de maatschappij te voorzien van actuele en consistente statistieken over een reeks voetafdrukken, waaronder bijvoorbeeld ook de grondstofvoetafdruk. De werkzaamheden leveren ook informatie op voor het ministerie van Economische Zaken. ‘De ministeries hebben voor de eerste keer gevraagd ook de voetafdruk van de downstreamketens te bepalen’, zegt Niels Schoenaker, eveneens onderzoeker circulaire economie en milieu bij het CBS. ‘Dat levert nog meer inzichten op die helpen bij het maken van beleid om ketenemissies te reduceren.’

Exiobase

‘Voor de hele Nederlandse economie, oftewel voor alle bedrijfstakken, hebben we gekeken naar de upstream- en downstream voetafdruk.Hierbij is ook de uitstoot in de keten in beeld gebracht bij bedrijfstakken in het buitenland, zowel bij toeleveranciers (door invoer) als afnemers (door uitvoer). De basis van ons werk waren de Nederlandse input-output-tabel en Exiobase: een wereldwijde multi regionale input-output-tabel. Die laten zien welke bedrijfstak wat levert aan wie en hoeveel broeikasgassen de bedrijfstakken uitstoten. We hebben de upstream en downstream voetafdrukken over 2018 berekend, want tijdens ons onderzoek waren over dat jaar de meest actuele cijfers beschikbaar’, aldus Schoenaker.

Drie soorten uitstoot

De onderzoekers hebben de uitstoot in de ketens onder de loep genomen. Daarbij onderscheiden ze drie emissieprofielen van bedrijfstakken. ‘Ten eerste de bedrijfstakken waarvan bekend is dat ze hoge emissies hebben’, zegt Steenmeijer. ‘Neem de veeteelt of een energiebedrijf dat fossiele brandstoffen stookt om energie te leveren. Daar ligt het zwaartepunt op directe emissies van bedrijven: wat kunnen ze zelf doen om deze naar beneden te brengen? Daarnaast zijn er de bedrijfstakken die veel producten inkopen om hun eigen producten te kunnen maken; bedrijfstakken dus met hoge emissies in de upstream-keten. Een voorbeeld hiervan is de voedingsmiddelindustrie. Wat zouden bedrijven bijvoorbeeld in hun inkoopproces en keuze voor toeleveranciers kunnen doen om uitstoot in de keten te verminderen?’

Dienstverlenende sector

Het derde type ligt wellicht minder voor de hand, maar is ook belangrijk bij het streven de broeikasgasvoetafdruk te verlagen, aldus Steenmeijer. ‘De meeste mensen associëren de dienstverlenende sector niet met grote milieu-impact, maar je kunt hier ook anders naar kijken. We hebben het onder meer over banken, juridische adviseurs, IT-bedrijven en uitzendbureaus die diensten leveren aan bijvoorbeeld de fossiele industrie. Ze faciliteren dan indirect een bedrijf dat een hoge broeikasgasuitstoot heeft. Onze berekeningen hebben zichtbaar gemaakt dat de dienstverlenende sector een grotere rol kan spelen in het verlagen van ketenemissies dan lang werd aangenomen. De sector heeft niet alleen eigen directe emissies, die betrekkelijk laag zijn, maar is onderdeel van een keten met hoge emissies. En in die keten is de meeste winst te boeken.’

Schoenaker: ‘We zijn benieuwd hoe de maatschappij, beleidsmakers en de dienstverlenende sector erop reageren. Gaat de overheid nu prikkels ontwikkelen voor de sector? Stimuleert dit ambitieuze bedrijven om verder te kijken dan hun eigen uitstoot en worden ze bijvoorbeeld kritischer bij hun keuze voor partijen die diensten bij hen mogen afnemen?’

Impact huishoudens

Steenmeijer en Schoenaker hebben een half jaar gewerkt aan het onderzoek. Laatstgenoemde: ‘We hebben een eerste verkenning gedaan met downstream-voetafdrukken. Die is succesvol verlopen. Later dit jaar geven we ook een internationale presentatie bij Eurostat, het Europese statistiekbureau. Tegelijk weten we wat er nodig is voor verbeteringen.’ Steenmeijer: ‘Een volgende keer willen we graag de impact kunnen achterhalen van de laatste schakel in de downstreamketen: de huishoudens.’