Een duurzame industrie in Nederland, zonder gebruik van fossiele grond- en brandstoffen, is mogelijk. Dat blijkt uit verkennend onderzoek van CE Delft, in opdracht van Natuur & Milieu. De focus verschuift van fossiele energie-intensieve industrie naar een nieuwe industrie, die doet waar we in Nederland goed in zijn en die schoon kan produceren. De overgang naar deze schone ‘industrie van morgen’ vraagt om een slimme aanpak, waarvoor Natuur & Milieu de eerste aanbevelingen doet. De milieuorganisatie overhandigde het onderzoek op maandag 26 juni aan minister Micky Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat tijdens een kennisbijeenkomst in Nieuwspoort in Den Haag.
De Nederlandse industrie is verantwoordelijk voor zo’n 30% van de CO2-uitstoot in Nederland. Om de klimaatdoelen te halen is er een grote verandering in het Nederlandse industriële landschap nodig, zodat ook de industrie minder energie verbruikt en minder vervuilt. Het kabinetsbeleid is gericht op het verduurzamen van de huidige industrie. Natuur & Milieu wil de cruciale vraag stellen of dit de weg is om te gaan om de uitstoot omlaag te krijgen, of dat Nederland interessanter moet worden voor een ándere industrie. ‘Door slim in te zetten op een industrie die bij Nederland past, qua ligging, kennisniveau, doen waar we goed in zijn en hier schoon te gaan produceren, kunnen we onze positie behouden én gaan voldoen aan de 1,5 graad doelstelling. Daarvoor moeten we nú gaan bouwen aan de industrie van morgen’, aldus Marjolein Demmers, directeur van Natuur & Milieu.
Naar een ‘schone maakindustrie‘
Het rapport van CE Delft ‘Verkenning van een fossielvrije industrie’, beschrijft hoe de transitie naar een schone en concurrerende industrie in 2037 – wanneer het koolstofbudget van Nederland op is – eruit kan zien. De huidige basisindustrie kan stapsgewijs veranderen in een schone maakindustrie. Ook voor recycling en industrie voor levensduurverlenging is plek. Halffabricaten importeren we voor de verdere hoogwaardige productie hier, die minder energie-intensief is. Deze transitie vraagt om beleid dat echt gericht is op het steunen van de ontwikkeling van deze nieuwe industrie. Demmers: ‘Met goed beleid kun je gericht sturen op industrie die minder energie gebruikt en schoner produceert. Daarmee stimuleer je de circulaire economie. In deze nieuwe industrie zitten ook de banen van de toekomst.’
“Door slim in te zetten op een industrie die bij Nederland past, qua ligging, kennisniveau, doen waar we goed in zijn en hier schoon te gaan produceren, kunnen we onze positie behouden én gaan voldoen aan de 1,5 graad doelstelling. Daarvoor moeten we nú gaan bouwen aan de industrie van morgen.” – Marjolein Demmers, Directeur Natuur & Milieu.
Hoogwaardige kennis en infrastructuur
Een schone industrie gebruikt schone elektriciteit uit wind en zon, groene waterstof en grondstoffen uit recycling. Hernieuwbare energie wordt relatief duur, in vergelijking met landen met veel zon. Daarom past energie-intensieve industrie beter buiten Nederland, op een plek waar hernieuwbare energie in overvloed is. Demmers: ‘Duurzame energie dáár gebruiken waar het beschikbaar is, is logischer. De nieuwe industrie hier maakt juist gebruik van voordelen zoals hoogwaardige kennis en infrastructuur en institutionele en staatsrechtelijke stabiliteit. Als we hiervoor kiezen, dan worden we winnaars van deze transitie.’
Foto: Directeur Marjolein Demmers van Natuur & Milieu overhandigt in Nieuwspoort het rapport ‘Verkenning van een fossielvrije industrie’ aan minister van Economische Zaken Micky Adriaansens. (Marco De Swart)