Dit beeld komt naar voren uit tientallen interviews van deze krant in Indonesië, met vertegenwoordigers van het Nederlandse en Indonesische bedrijfsleven, diplomaten, consultants, advocaten, politici en anderen, over hun visie op en betrokkenheid bij corruptie. Uit angst voor repercussies eisen bijna alle Nederlandse deelnemers aan het onderzoek geheimhouding van hun identiteit en die van hun bedrijf of organisatie.
‘Als je niet meedoet, kun je hier bijna geen zakendoen’, zegt Elmar Bouma, voorzitter van The Indonesia Netherlands Association, de Nederlands-Indonesische Kamer van Koophandel.
Indonesië staat bekend als een van de meest corrupte landen ter wereld. Lokale managers van Nederlandse bedrijven krijgen, tegen de achtergrond van deze wetenschap, vanuit het hoofdkantoor ‘de ruimte’ om met behulp van creatief boekhouden een mouw te passen aan praktijken die onder de Nederlandse wet niet door de beugel kunnen. Hiervoor staan hun budgetten ter beschikking. Als de lokale vertegenwoordigers tegen de lamp lopen, staan ze er alleen voor.
Veel ondernemers voelen zich het slachtoffer van de wijdverbreide corruptie in het land. ‘Je kunt er niet onderuit. Ik werk mee aan dit interview, omdat ik vind dat er iets aan de corruptie moet gebeuren. Maar ik kan me niet veroorloven dat de naam van ons bedrijf in de krant komt’, aldus de lokale directeur van een Nederlandse multinational.
Het Nederlandse bedrijfsleven is massaal vertegenwoordigd in de voormalige kolonie. Vrijwel alle grote ondernemingen – zoals Philips , Unilever , Makro, Ahold , Akzo Nobel , Ballast Nedam , Boskalis , Friesche Vlag, Heineken , Stork , DSM , Shell, ABN Amro , Rabobank, ING , KLM , Van Melle en andere – zijn er actief.
Ook een flink aantal middelgrote en kleinere bedrijven, consultants, accountants en advocaten zijn aktief in Indonesie.
De corruptiepraktijken vallen volgens de geïnterviewden grofweg in drie categorieën uiteen. Ten eerste facilitaire betaling, vooral aan lokale ambtenaren, voor versoepeling van ambtelijke procedures. Daarbij gaat het meestal om relatief kleine bedragen.
Ten tweede pure afpersing, ondermeer bij de douane, de belastingen en lokale overheden. Kosten kunnen hierbij tot grote hoogte oplopen. En als laatste het betalen van steekpenningen voor de verwerving van opdrachten en orders.
Over de eerste twee vormen zijn de geïnterviewden relatief open. ‘Het hoort bij het land. Als je niet mee doet, kun je je tent wel sluiten’, is een veel gehoorde reactie. Over het algemeen laat men de onderhandelingen en betalingen voor dit soort zaken over aan agenten en adviseurs die hiervoor een ‘fee’ ontvangen.
Het betalen van steekpenningen voor orders wordt door de meeste bedrijven ontkend, maar komt regelmatig voor, vooral bij het binnenhalen van contracten met de Indonesische overheid, zo bevestigen andere betrokkenen zoals politici en consultants. De steekpenningen variëren van het verstrekken van faciliteiten zoals vliegtuigtickets en hotelovernachtingen tot het simpelweg betalen van soms grote bedragen in geld.
Vooral bij overheidsaanbestedingen is deze praktijk gewoon. De meeste bedrijven laten het vuile werk ook hier over aan commerciële vertegenwoordigers, agenten en consultants die de weg in het land goed kennen en over een uitgebreid contactennetwerk beschikken. Behalve het versoepelen van de onderhandelingen en het beheersbaar houden van de kosten vormt een belangrijke reden voor het inschakelen van deze partijen dat ondernemers op deze manier hopen aan eventuele rechtsvervolging te kunnen ontkomen.
Onder de Nederlandse wetgeving zijn al deze vormen van corruptie strafbaar. Justitie richt zich in de praktijk echter vooral op gevallen waar grote bedragen mee gemoeid zijn, aldus een Nederlandse advocaat in Jakarta. Onder de Indonesische wet zijn facilitaire betalingen aan ambtenaren niet strafbaar.