Nederlanders verwachten als gevolg van de COVID-pandemie structureel meer te gaan thuiswerken en vergaderen op afstand. Ook zullen studenten waarschijnlijk meer thuis onderwijs volgen. Deze structurele aanpassingen hebben vooral een dempend effect op de ontwikkeling van het OV-gebruik en op de spitsdrukte. Dit effect is beperkt, mede omdat maar ongeveer de helft van de werkenden thuis kán werken en thuisonderwijs waarschijnlijk vaak naast onderwijs op locatie zal worden aangeboden. Daarnaast zijn er andere factoren die juist voor mobiliteitsgroei zorgen. Dit stelt het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in haar onderzoek “ Gaat het reizen voor werk en studie door COVID structureel veranderen?” dat vandaag is gepubliceerd.
Thuiswerken
Iets meer dan de helft van de werkende Nederlanders heeft tijdens de coronaperiode thuisgewerkt en op afstand vergaderd. Ongeveer de helft van hen verwacht dit ook na beëindiging van de COVID-maatregelen structureel meer te doen dan vóór de uitbraak van het virus. Dit zijn met name mensen met een kantoor- of managementfunctie. Ook werkgevers verwachten een toename van thuiswerken binnen hun organisatie. Zij brengen meer thuiswerken en televergaderen in verband met duurzaamheidsambities en zien het als een aantrekkelijke arbeidsvoorwaarde. Wel zijn er verschillen in de mate waarin werkgevers meer thuiswerken zullen en kunnen faciliteren. Zo heeft ongeveer de helft van de werkenden weinig tot geen thuiswerkmogelijkheden (denk aan schilders en horecapersoneel).
Thuisonderwijs
Volgens het KiM verwacht 25-30% van de studenten (voortgezet onderwijs en hoger) na beëindiging van de COVID-maatregelen vaker thuisonderwijs te volgen dan vóór COVID. Zowel studenten als instellingen benadrukken wel het belang van fysieke interactie tijdens lessen of colleges. De verwachting is dat na COVID online onderwijs vaak naast onderwijs op locatie wordt aangeboden. Vooral theoretische lessen zullen na COVID vaker digitaal worden gevolgd.
Dempend effect
Structureel meer thuiswerken, televergaderen en (in mindere mate) thuisonderwijs heeft een dempend effect op de ontwikkeling van verplaatsingen voor woon-werk, zaken en onderwijs. Wel ziet het KiM dat andere verplaatsingen, zoals ommetjes of winkelbezoek, hierdoor toenemen. De verwachte aanpassingen als gevolg van de COVID-pandemie zijn vooral van invloed op de spitsdrukte en het OV-gebruik. In totaal raamt het KiM een dempend effect op de ontwikkeling van de afgelegde afstand per trein (-3,9% tot -8,8%) en per bus, tram en metro (-3,5% tot -8,1%). Voor de auto schat het KiM een effect van -1,1% tot –3,6%. Voor de fiets is het totaaleffect naar verwachting minimaal en voor lopen wordt (door meer compenserende verplaatsingen zoals ommetjes) een licht versterkend effect geschat.
Structureel meer digitaal werken en studeren betekent niet dat de mobiliteit na COVID zal dalen. Er wordt over de hele linie niet minder gereisd, maar de afgelegde afstand neemt minder snel toe dan zonder COVID het geval zou zijn (dempend effect). Verschillende andere factoren zorgen juist voor meer mobiliteit, zoals bevolkingsgroei en economische groei. De omvang van de structurele gedragsveranderingen in werken en studeren zal onder meer afhangen van het succes van hybride werkvormen. De overheid, werkgevers en scholen kunnen volgens het KiM verschillende maatregelen nemen om thuiswerken, televergaderen en thuisonderwijs na COVID vast te houden. Zo kan de overheid inzetten op (fiscale) ondersteuning van thuiswerken en het ontlasten van de spits door bijvoorbeeld prijsprikkels.