Nederland huisvest bedrijven die wereldwijd betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen. Dit blijkt uit een nieuw onderzoek van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) naar de relatie tussen het Nederlandse vestigingsklimaat en mensenrechten. In de recent verschenen Beleidsbrief ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen loont’, geeft de overheid aan dat het invullen van verantwoordelijkheid voor MVO geen vrijblijvende kwestie is. Helaas blijven effectieve maatregelen achterwege; vrijwilligheid en eigen verantwoordelijkheid staan centraal. Ook in de recente beleidsbrief ‘Respect en recht voor ieder mens’ benadrukt het kabinet vooral “het belang van zelfregulering door de bedrijven”. Gezien de bevindingen van het SOMO-onderzoek, is dit een volkomen achterhaalde en ontoereikende aanpak.
Vrijwel alle grote multinationale bedrijven in de grondstoffensector hebben, veelal om belastingtechnische redenen, dochterondernemingen in Nederland. SOMO heeft onderzoek gedaan naar acht van deze ‘Nederlandse’ bedrijven met hoofd- of belangrijke dochterondernemingen in Nederland. Allen worden geassocieerd met ernstige mensenrechtenschendingen in het buitenland. Deze schendingen variëren van milieuvervuiling die de gezondheid van de lokale gemeenschappen aantast, tot geweld van milities, moord en ontheemding. Behalve deze directe mensenrechtenschendingen maakt het SOMO-onderzoek duidelijk dat de Nederlandse overheid internationale belastingontwijking faciliteert, terwijl zij zich geen rekenschap geeft van de potentiële sociale gevolgen hiervan. Belastingontwijking door bedrijven tast de bescherming van mensenrechten in ontwikkelingslanden aan, zo erkent ook de Verenigde Naties.
Bedrijven ter verantwoording gehouden
Wat betreft mensenrechten in de operationele activiteiten worden alle onderzochte multinationals in verband gebracht met mensenrechtenkwesties in de landen waar zij actief zijn: van Peru en Argentinië tot Indonesië en Ivoorkust. Neem Pluspetrol. Het papieren hoofdkantoor van dit bedrijf zetelt in Nederland. Na decennia van olievervuiling door Pluspetrol − verergerd door roestende pijpleidingen en gebrek aan sanering − riep de Peruaanse regering in maart 2013 de ecologische noodtoestand uit in het betreffende gebied vanwege de hoge niveaus van barium, lood, chroom en aardolieverbindingen. Deze kwestie laat zien hoe essentiële bestaansmiddelen en de gezondheid van lokale gemeenschappen negatief worden beïnvloed door de activiteiten van een – op papier althans – Nederlands bedrijf.
Vanuit de OESO en het IMF wordt er, met betrekking tot corruptie en witwaspraktijken, al enkele jaren gewezen op de aansprakelijkheidsrisico’s die voortvloeien uit de nauwelijks gereguleerde brievenbuseconomie. De OESO stelt dat Nederland met het fiscale regime veel bedrijven aantrekt uit risicosectoren voor corruptie, in het bijzonder de delfstoffensector. Dit rapport betoogt dat hetzelfde voor mensenrechten geldt.
Wereldwijd worden bedrijven in toenemende mate juridisch ter verantwoording geroepen door slachtoffers van mensenrechtenschendingen, ook ten aanzien van activiteiten in het buitenland. Bekende voorbeelden zijn de rechtszaken van slachtoffers van Shell en Trafigura. Door onvoldoende zicht te hebben op risicovolle mensenrechtenpraktijken van in Nederland gevestigde multinationals en door blind te varen op zelfregulering, heeft Nederland geen enkel inzicht in de potentiële aansprakelijkheid en mensenrechtenimpacts van deze bedrijven.
Mensenrechten en belastingontwijking
Om te kunnen voorzien in economische en sociale mensenrechten hebben staten vanzelfsprekend voldoende financiële en administratieve middelen nodig. De landen waar delfstoffen worden gewonnen, zijn in meerderheid landen met een armoedeproblematiek en een relatief scheve welvaartsverdeling. Onderzoek laat zien dat progressieve belastingstelsels bijdragen bij aan goed bestuur, democratisch ontwikkeling en armoedebestrijding. Grootschalige belastingontwijking door multinationals ondermijnt dit doel.
Als het om georganiseerde wereldwijde belastingontwijking gaat, speelt Nederland een cruciale rol. Onlangs berekende SOMO dat 28 ontwikkelingslanden maar liefst 771 miljoen euro per jaar aan belasting over dividenden en rentes mislopen als een gevolg van Nederlandse belastingverdragen. Omdat data voor andere landen en kapitaalstromen ontbreken, is het aantal landen dat door Nederlandse verdragen belasting misloopt, én de hoogte van het misgelopen bedrag, in werkelijkheid veel hoger liggen. De bedrijfsstructuren van de onderzochte multinationals met belangrijke dochterondernemingen in Nederland, duiden op belastingontwijking. Het zijn brievenbusbedrijven die niet of nauwelijks materiële substance hebben. Ze investeren via Nederland in buitenlandse dochterondernemingen waar materiële activiteiten plaatsvinden, of zij financieren deze activiteiten, waardoor het rendement op deze beleggingen of de rente-inkomsten onbelast of zeer laag belast blijven. De Nederlandse holdings hebben allemaal banden met dochterondernemingen in belastingparadijzen.
Bijvoorbeeld: ‘s werelds grootste goudproducent, het Canadese Barrick Gold, financiert haar Argentijnse dochter met kapitaal uit Bermuda via een Nederlandse dochter. De rente die uit Argentinië wordt betaald aan de Nederlandse financieringsmaatschappij geniet lage bronheffing onder het Nederlandse belastingverdrag, terwijl Nederland zelf geen bronheffing op uitgaande rentebetalingen kent, ook niet als deze naar een belastingparadijs vloeien. Zo blijft het renteinkomen van de groep laag belast, en kan de winst in Argentinië worden gedrukt. Door dergelijke constructies actief te faciliteren, en taxs rulings met dergelijke bedrijven af te sluiten, draagt de Nederlandse overheid bij aan de inkomstenderving van ontwikkelingslanden. Dit doet de economieën van arme landen schade toe en ondermijnt mensenrechten.
Conclusie
Het rapport concludeert dat, ondanks internationale mensenrechtenverplichtingen, de Nederlandse overheid er niet in slaagt, of niet van plan is, om in Nederland gevestigde multinationals effectief te reguleren. Terwijl hier juist veel mogelijkheden voor zijn. Het is onverdedigbaar dat de overheid geen serieuze verantwoordelijkheid neemt voor de mensenrechtenactiviteiten van Nederlandse bedrijven in het buitenland. Bedrijven die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen in het buitenland mogen niet profiteren van het Nederlandse investeringsklimaat. Potentiële slachtoffers van mensenrechtenschendingen en maatschappelijke organisaties moeten in staat gesteld worden om naar de rechter te stappen en/of mensenrechten te monitoren. Hiervoor moeten transparantie-eisen voor bedrijven strenger worden, en zijn effectieve verantwoordingmechanismen nodig.