Latijns-Amerika heeft ervaring met ziektes, denk aan malaria, dengue en Zika, maar COVID-19 zorgt voor nieuwe en grote uitdagingen op het continent. De gezondheidszorg is op geen enkele wijze uitgerust om de grote golf zieken op te vangen. Een recente studie van het Imperial College in London geeft aan dat zonder maatregelen er in Latijns-Amerika 3.2 miljoen mensen kunnen overlijden aan het virus. Daarnaast zullen deze landen hard geraakt worden door de verwachte economische recessie in Europa, de VS en China. Met name de mensen die werken in de informele sector worden getroffen. Volgens de laatste ILO-rapportage over de impact van COVID-19 zal 84% van de informele werkers in Latijns-Amerika in armoede vervallen. Nederland moet daarom, als importeur van o.a. mijnbouw- en landbouwproducten, nu solidair zijn met haar leveranciers in de keten.
Grote verschillen in overheidsbeleid
Landen als Peru, Colombia en Panama gingen bijna tegelijkertijd met Nederland in een lock-down, met speciale dagen voor mannen en vrouwen om boodschappen te doen en zich buiten te verplaatsen. In Costa Rica lijkt een dergelijke snelle reactie te werken en blijft de bekende ‘curve’ vooralsnog onder controle. Andere landen kiezen een compleet andere aanpak. Zorgwekkend voorbeeld is de reactie van de Braziliaanse president Bolsonaro, die tot voor kort verkondigde dat een atletisch gestel genoeg bescherming bood en die zelfs een campagne tegen sociale afstand begon. Nicaragua en Venezuela hebben nog steeds geen beleid. Zeker Venezuela, een land dat door de dictatuur van Maduro al jaren geleden in een diepe crisis is gedrukt, vormt een enorm risico voor de regio met nieuwe vluchtelingenstromen naar buurlanden zoals Colombia maar ook Aruba en Curaçao tot gevolg. De nieuwsberichten over plunderingen met dodelijke afloop en legertanks in de straten nemen toe, net als de roep om humanitaire hulp vanuit de internationale gemeenschap.
Dramatische gevolgen voor werknemers in de informele sector
Naast beschermende maatregelen ondernemen verschillende landen ook actie om de economische gevolgen van COVID-19 op te vangen, zoals het uitstellen van belastingbetaling voor bedrijven en leningen om loonkosten door te betalen. Maar het is niet voldoende. De helft van de mensen in Latijns-Amerika – in Guatemala zelfs 80% – werkt in de zogeheten informele sector en zoekt op dagbasis zelf de inkomsten bij elkaar. Deze groep arbeiders werkt in de straathandel, of als dagloner op koffie-, bananen-, suiker- en palmolieplantages. Zonder contract en zonder toegang tot beschermingsmiddelen. Deze mensen hebben geen reserves en moeten dagelijks de straat op om te kunnen overleven. Pogingen zoals die van Bolivia en Peru om geld direct uit te delen aan de allerarmsten zijn daarom van groot belang en lovenswaardig. De al eerdergenoemde ILO-rapportage geeft immers aan dat wereldwijd 1,6 miljard werknemers) uit de informele sector niet meer tot hun levensonderhoud kunnen voorzien.
Economische crisis in westerse landen zorgt voor de grootste problemen
Een groot probleem voor alle landen in Latijns-Amerika zijn de economische effecten van COVID-19. Veroorzaakt door de eigen nationale lock-down, maar ook door de economische crisis die in Europa, de VS en China zal ontstaan. De economie in Latijns-Amerika is zeer afhankelijk van de export naar deze landen. In de kledingindustrie van Midden-Amerika vallen nu al massale ontslagen. In een studie van de aan de VN verbonden Economische Raad voor Latijns-Amerika en de Cariben wordt voorspeld dat de export van mijnbouw- en landbouwproducten naar Europa met bijna 9% zal dalen, naar China zelfs met 21%.
Ook Nederland speelt een belangrijke rol in deze ketens. Ons land is één van de belangrijkste importeurs van palmolie en ethanol uit Colombia en Guatemala. Zo’n 50% van de door de Rotterdamse havens gebruikte kolen komt uit Colombia. En de mijnen in Peru leveren metalen voor mobiele telefoons ten behoeve van de Europese markt.
Blik op de toekomst
Latijns-Amerika loopt iets op ons achter als het gaat om de impact van COVID-19. Naar verwachting zal de piek half mei plaatsvinden. Er worden nu veel wilde voorspellingen gedaan over hoe de wereld er na COVID-19 uit zal zien. Betekent deze periode het einde van het neoliberale en alleen op winst gerichte kapitalisme? Komt er een duurzame solidaire sociale economie in dienst van de samenleving? In ieder geval moeten de ketens anders worden ingericht. Multinationals die op zoek zijn naar de laagste loonkosten of toegeeflijke milieuwetgeving wereldwijd zijn enerzijds niet goed voor de Nederlandse werkgelegenheid en zorgen er anderzijds in Latijns-Amerika voor dat teveel mensen in de informele sector zonder reserves en bescherming moeten werken.
Nederland moet direct aan de slag en solidariteit betrachten in onze waardeketen met Latijns-Amerika. Juist omdat dit continent zo afhankelijk is van onze export van ruwe grondstoffen en omdat het ineenstorten van de keten direct invloed heeft op de toevoer van goederen die van belang zijn voor onze economie. Dit is zeker mogelijk, mits bedrijven ook in deze zware tijden blijven inzetten op internationaal verantwoord ondernemen. Dat zij hun buitenlandse leveranciers vragen om, in overleg met werknemers en werkgevers, zoveel mogelijk maatregelen te nemen om de crisis op te vangen. Of door vanuit Nederland te onderzoeken hoe orders overeind kunnen worden gehouden.
Internationaal verantwoord ondernemen is geen nice to have maar een noodzaak. Ook in deze moeilijke tijden. Samen kunnen we er voor zorgen dat de dagloners op de suikerplantages of de uitzendkrachten in de mijnen van Peru niet een veel te hoge rekening betalen tijdens deze mondiale crisis. Ze zijn een essentieel onderdeel van onze bedrijfsvoering en waardeketen. En daarvoor dienen we net zoveel zorg te dragen als voor de werknemers in ons eigen land.
Maurice van Beers, regio coördinator Latijns-Amerika bij CNV Internationaal
Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website van CNV Internationaal