Beweringen van Shell dat sabotage in de meeste gevallen de oorzaak is van olielekkages in Nigeria, zijn onder vuur komen te liggen. Het Nederlandse Nationaal Contactpunt (NCP) vindt dat de beweringen van de multinational zijn gebaseerd op omstreden bewijs en gebrekkig onderzoek.
Het NCP kwam tot dit kritische oordeel na een klacht van mensenrechtenorganisatie Amnesty International en milieuorganisatie Friends of the Earth International, de internationale koepel van milieuorganisaties waar ook Milieudefensie deel van uitmaakt. Het NCP behandelt onder meer meldingen van personen, maatschappelijke organisaties en bedrijven die een meningsverschil hebben over de toepassing van de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
De twee organisaties vinden dat het contactpunt in haar kritiek op Shell niet ver genoeg gaat. Zij hebben bewijzen, onder meer op video, dat de wijze waarop Shell zelf onderzoek doet naar olielekkages ernstige gebreken vertoont. Dat onderzoek is vaak niet transparant, niet accuraat en niet onafhankelijk.
“Sabotage is een probleem in Nigeria, maar Shell overdrijft deze kwestie om te ontkomen aan kritiek dat het bedrijf te weinig doet om olielekkages te voorkomen,” zegt Audrey Gaughran van Amnesty International.
“De oliemaatschappijen zijn alleen verplicht schade te vergoeden als lekkages aan hen te wijten zijn; niet als de oorzaak kan worden toegeschreven aan sabotage. Maar het is in de praktijk het bedrijf zelf, dat het onderzoek doet. Dit is duidelijk een systeem dat zich leent voor misbruik, en we hebben bewijs dat dit ook gebeurt.”
“In de afgelopen tien jaar heeft Shell beweerd dat de meeste olielekkages in de Nigerdelta te wijten zijn aan sabotage van haar pijpleidingen. Het bedrijf baseert zich vooral op eigen gegevens. De vermeende sabotagegevallen worden niet gecontroleerd door een onafhankelijke instantie. Amnesty en Friends of the Earth beschikken over bewijs dat olielekkages veroorzaakt worden door operationele fouten terwijl Shell diezelfde lekkages toeschrijft aan sabotage. De organisaties stellen dat Shell met haar misleidende en onjuiste verklaringen de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen schendt.
Het NCP, dat is ingesteld om bedrijven te helpen de OESO-richtlijnen in de praktijk te brengen, heeft erkend dat het onderzoek naar olielekkages in Nigeria zwaar leunt op de expertise van de oliemaatschappijen zelf en dat, zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties in 2011 al constateerde, “overheidsinstanties afhankelijk zijn van de oliemaatschappijen als het gaat om het uitvoeren van inspecties op lokatie”.
In haar verklaring, zegt het NCP dat “het management van Koninklijke Nederlandse Shell voorzichtiger had moeten zijn met het noemen van percentages van olielekkages door sabotage” en dat “per slot van rekening de gegevens van het JIT (Joint Investigation Team) niet absoluut zijn”. Het NCP roept Shell op om “voorzichtigheid te betrachten in de algemene communicatie naar stakeholders van zeer gedetailleerde cijfers over olielekkages als er onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van de lekkage of over de hoeveelheid van de gelekte olie”. Daarnaast roept de NCP Shell op om “informatie te delen over relevante lekkages en het onderzoek naar de oorzaken daarvan, ook van voor januari 2011.” Shell is over het algemeen niet bereid om informatie te verschaffen over olievervuiling voor 2011.
Het NCP geeft geen commentaar op de vraag of Shell met haar beweringen de OESO-richtlijnen heeft geschonden. Het contactpunt heeft geen inhoudelijke beoordeling van de aangedragen bewijzen gemaakt en niet onderzocht of de verklaringen van Shell inderdaad misleidend waren. Amnesty International
en Friends of the Earth International hebben herhaaldelijk gewezen op de schade die inwoners van de Nigerdelta hebben geleden als gevolg van de misleidende verklaringen van Shell.
“Het NCP heeft vandaag verzuimd om zich uit te spreken tegen het misbruik van informatie door Shell in Nigeria. Het heeft cruciaal bewijs niet beoordeeld en daarmee het bedrijf vrijuit laten gaan. De inwoners van de Niger Delta wordt hiermee opnieuw geen recht gedaan. Het NCP heeft bewezen niet in staat of bereid te zijn om Shell te vertellen dat het verantwoordelijk is voor de gebreken in haar bedrijfsvoering. Het wordt tijd dat de Nederlandse overheid een toezichthouder met tanden krijgt op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, “zegt Paul de Clerck van Friends of the Earth Europe.
Van meet af aan heeft het NCP niet kunnen verhinderen dat Shell obstructie pleegde in het OESO-proces. Hoewel de OESO-richtlijnen expliciet verwijzen naar “multinationals”, heeft het hoofdkantoor van Shell in eerste instantie geprobeerd om zich te distantieren door te stellen dat Koninklijke Nederlandse Shell “zelf in Nigeria geen activiteiten heeft “. Het bedrijf verwees het NCP naar de Nigeriaanse dochteronderneming (SPDC).
Ook wilde Shell de inhoud van de bij het NCP ingediende klacht niet bespreken met Milieudefensie vanwege een rechtszaak. Tenslotte stelde Shell onaanvaardbare eisen, waaronder de eis dat Amnesty International en Friends of the Earth International geen campagne zouden mogen voeren over onderwerpen, die in het NCP-proces werden besproken. De organisaties hebben geweigerd om op deze eis in te gaan.
De zaak onderstreept een ernstig probleem in het NCP-proces: het bedrijf kreeg de gelegenheid om veel voorwaarden te stellen aan de dialoog, en het NCP is niet in staat gebleken om de klacht inhoudelijk te behandelen. Vanwege deze ernstige tekortkomingen in het Nederlandse NCP-proces, geloven Amnesty International en Friends of the Earth International niet dat het contactpunt kan bijdragen aan een zinvolle oplossing van problemen met een bedrijf als Shell. De twee organisaties hebben daarom besloten om een tweede klacht bij het NCP over de jarenlange betrokkenheid van Shell bij olievervuiling in Ogoniland, Nigeria, in te trekken.”Een proces waarbij de partij die het onderwerp is van de klacht, de voorwaarden kan stellen voor de behandeling, is gedoemd te mislukken”, zegt Paul de Clerck.