Je moet nú aan de slag, en het positieve resultaat is er pas als jouw termijn er al lang op zit. Dat is zo ongeveer het vervelendste wat je tegen politici en beleidsmakers kunt zeggen. Toch is dat precies de boodschap van twee recente rapporten over duurzaam grondstofgebruik van het Centrum voor Milieuwetenschappen (Universiteit Leiden). Hoogleraar duurzaam grondstofgebruik Ester van der Voet is de verbindende schakel tussen de twee rapporten. In het ene zet ze met promovenda Janneke van Oorschot, het Planbureau voor de Leefomgeving en adviesbureau Metabolic drie bouwscenario’s naast elkaar.
Ten eerste bouwen zoals we nu gewend zijn. Ten tweede bouwen met hernieuwbare ‘biobased’ grondstoffen zoals hout en vezels. Als derde circulair bouwen, waarbij behalve het gebruik van meer hernieuwbare grondstoffen ook veel onderdelen herbruikbaar zijn. Bijvoorbeeld doordat een bestaand gebouw een andere bestemming kan krijgen.
Kijken tot 2100 geeft heel ander beeld dan kijken tot 2050
Van der Voet: ‘We keken tot 2050 en het viel op dat je bij biobased en circulair bouwen minder materiaal kunt hergebruiken dan bij conventioneel bouwen. Dat is omdat je in die nieuwe scenario’s het materiaal uit de oude gebouwen van nu minder goed kunt hergebruiken.’ Is conventioneel bouwen dan duurzamer?
Nee, toch niet. ‘Zou je voor biobased of circulair kiezen en kijken tot 2100, dan zou het hergebruik daar juist hoger kunnen zijn. Als je nu begint zo te bouwen, komen daar pas over minstens vijftig jaar, als die gebouwen oud zijn, materialen uit vrij die je kunt hergebruiken.’
Nu beginnen, pas veel later zie je het resultaat
De truc is hier dus: verder vooruit kijken geeft een completer beeld. En dat beeld laat zien: nu beginnen met circulair bouwen, en pas na 2050 levert het flinke duurzaamheidswinst op. Voor het biobased bouwen, dat ook interessant kan zijn, moet nog duidelijk worden of er genoeg hout beschikbaar zal zijn. ‘Binnen Nederland vermoedelijk niet, maar het is niet erg als ons dichtbevolkte land elders hout haalt. Wel is het belangrijk om op Europese schaal zelfvoorzienend te zijn. Of dat kan in dit scenario, moeten we nog berekenen.’
Voorraden in de maatschappij: de basis voor een circulaire economie
In het andere rapport onderzocht Van der Voet met promovendus Teun Verhagen, student Lowik Pieters en het Centraal Bureau voor Statistiek hoeveel grondstofvoorraad we al in gebruik hebben in de maatschappij. In deze zogeheten stedelijke mijn of urban mine zijn de voorraden enorm. Het ideaal is dat we het daarmee doen, en geen nieuwe grondstoffen uit natuurlijke voorraden (mijnen) meer halen.
In dit derde deel van een serie stonden het gassysteem, de spoorinfrastructuur en consumentengoederen centraal. Vooral het gassysteem is interessant als urban mine. ‘Vanwege de warmtetransitie worden ondergrondse gasleidingen mogelijk overbodig. Dan kunnen we ze in principe recyclen.’ Maar hoe doe je dat?
Bijna alles moet anders
Daarover zegt het rapport: ‘Deze inventarisaties vormen een startpunt voor het nadenken over welke activiteiten, actoren en zelfs sectoren in het leven geroepen moeten worden om de circulaire economie vorm te geven. Informeren, inventariseren, inzamelen, en verwerken moet anders. Product- en materiaalontwerp moet anders. Er zullen nieuwe vormen van bedrijvigheid nodig zijn.’
Wederom die ene, moeilijke boodschap
Dus helaas, politici en beleidsmakers: wederom die ene, moeilijke boodschap. Je moet nú aan de slag, en het positieve resultaat is er pas als jouw termijn er al lang op zit.
Waarom zo weinig recycling in de bouw?
Hergebruik van materialen in de bouw zou al op veel grotere schaal kunnen dan nu gebeurt. Dat het toch veel te weinig gebeurt, komt door twee dingen, zegt Van der Voet. ‘Het is ten eerste duurder dan nieuwe materialen gebruiken.’ Tja, dat is omdat in nieuwe materialen de milieukosten nog altijd niet verwerkt zijn. Ten tweede: ‘De bouwwereld is ongelofelijk gereguleerd met veiligheidseisen. Voor de zekerheid kiezen bouwbedrijven en aannemers dan maar voor nieuw beton.’
Overheden zouden actief moeten inzetten op recycling, vindt Van der Voet. ‘Gemeenten zouden kunnen eisen dat een nieuw gebouw met tweedehands beton moet worden gebouwd. Maar dat doen ze niet, en dus zijn bouwbedrijven liever safe than sorry.’ Oud beton wordt meestal weggestopt onder wegen, wat op papier recycling is, maar in werkelijkheid downcycling. Beter dan niets, maar hoogwaardiger recycling zou meer bijdragen aan een duurzaam grondstoffengebruik.