Waar staat Nederland met de Sustainable Development Goals (SDG’s) halverwege het traject naar 2030? De Nederlandse SDG Barometer 2022, een recent onderzoek van onderwijsinstellingen TIAS School for Business and Society, Amsterdam School of International Business, en Maastricht School of Management, geeft inzicht. Mirjam Minderman, beleidsadviseur bij TIAS op het gebied van duurzame ontwikkeling, en Filip Caeldries, hoogleraar Strategisch Management en Organisatie bij TIAS, reageren op de uitkomsten van de Barometer en gaan in gesprek over wat er moet gebeuren om de SDG’s in 2030 te realiseren, en hoe TIAS daaraan bijdraagt. Beiden zijn het erover eens dat hiervoor duurzaamheid echt geïntegreerd moet worden in de bedrijfsstrategie van organisaties. Uit de Barometer blijkt dat dit nu bij slechts 20% van de deelnemende organisaties het geval is. Werk aan de winkel dus.
Positieve en negatieve takeaways van de SDG Barometer
Grote bekendheid SDG’s met voorlopers en achterblijvers
Kijkend naar de positieve en negatieve takeaways van de SDG Barometer 2022 voor Nederlandse organisaties, werd Filip vooral getroffen door de enorme variatie in hoe organisaties met duurzaamheid omgaan. ‘Je ziet voorlopers en achterblijvers. Je zou denken dat halverwege iedereen mee zou zijn, maar dat blijkt niet het geval. Dat vond ik een ontnuchterende vaststelling. Want als je ziet wat er op organisaties af gaat komen qua wet- en regelgeving, dan breekt het angstzweet mij toch wel een beetje uit. Als je nu nog niet mee bent, dan vrees ik dat je die trein als organisatie echt gaat missen.’ ‘Één op de tien organisaties gaf inderdaad aan niet bekend te zijn met de SDG’s, maar dat kun je ook naar het positieve draaien’, reageert Mirjam. ‘Voor mij was de positieve takeaway dat 90 procent dus wel bekend is met de SDG’s. Tegelijkertijd zie je wel dat de integratie van de SGD’s in de strategie achterblijft.’
Integrale aanpak blijft achter
Mirjam stelt vast dat ongeveer de helft van de deelnemende bedrijven de SDG’s in de operations heeft geïntegreerd maar dat slechts 20 procent de SDG’s direct aan de strategie hebben verbonden. ‘Dus je ziet een hele hoge bekendheid, maar als het aankomt op de implementatie dan zie je dat naarmate er gevraagd wordt naar de integratie van duurzaamheid op diepere niveaus in de organisatie, het percentage van organisaties die dit doen, lager wordt. Een meer integrale aanpak en koppeling aan de strategie blijven achter en daarmee ook trouwens de mate van meting en monitoring. Die vind ik ook erg laag.’
Goede voornemens op het vlak van monitoring
Wat Mirjam heel opvallend vindt, is dat 75% verwacht over twee jaar aan meting en monitoring te doen. ‘Daar lijkt enorme versnelling te zitten. Ik vraag me af of dit te maken heeft met de toenemende wet- en regelgeving waar Filip het al over had. Als je kijkt naar de EU-regelgeving over non-financial reporting bijvoorbeeld dan vermoed ik dat daar een verband zit.’ Filip onderschrijft Mirjams vermoeden. ‘De Corporate Sustainability Reporting Directive van de EU waar Mirjam naar verwijst, gaat voor bepaalde bedrijven per 1 januari 2024 in. Dus meten waar je staat als organisatie op het gebied van duurzaamheid wordt wel heel belangrijk. Ik denk dan ook dat dit een verklaring is voor de positieve trend die we toch wel zien op dit vlak. Er worden op dit moment dan ook veel positieve intenties uitgesproken.’
Positieve houding naar de overheid
Wat Filip positief stemt is de welwillende houding van organisaties ten opzichte van de overheid als het gaat om het behalen van de SDG’s. ‘Men is echt vragende partij en wil een meer activistische overheid. Uit sommige interviews kwam zelfs naar boven dat de overheid best wat meer leidend mag zijn. Het gros van de organisaties ziet de overheid dus niet als vijand maar als vriend van wie ze graag zouden zien dat er een tandje bij wordt gezet in de vorm van strakkere regelgeving.’
Hulpmiddel voor implementatie van duurzaamheid
2030 is volgens Mirjam echter niet zomaar uit de lucht komen vallen. ‘Het geeft de urgentie aan. Eigenlijk is, zoals Filip al zei, iedereen het er tegenwoordig wel over eens dat de manier waarop we produceren en consumeren niet duurzaam is in de betekenis “niet houdbaar op de lange termijn”. Maar ondanks dat de erkenning van noodzaak tot verandering aanwezig is, blijkt duurzaamheid in de praktijk implementeren toch wel een uitdaging. Daar kunnen de SDG’s behulpzaam bij zijn.’
Focus op SDG’s dicht bij huis
Life under Water, Zero Hunger en Peace blijven achter
Nederlandse organisaties hebben niet zoveel op met SDG’s als Life under Water, Peace, Justice & Strong Institutions en Zero Hunger, blijkt op het eerste gezicht uit de SDG Barometer. De meeste aandacht gaat uit naar Good Health and Well-Being, Decent Work and Economic Growth, Industry, Innovation and Infrastructure, Climate Action, and Affordable and Clean Energy, kortom de “dicht bij huis” SDG’s.
Minder urgent voor Nederlandse context
Mirjam heeft daar twee verklaringen voor. ‘De eerste is dat er in de Nederlandse context in het algemeen relatief weinig honger is en relatief sterke instituties zijn. Ik zeg bewust “relatief” in relatie tot alle ontwikkelingen in de afgelopen paar jaar waar met name burgers mee te maken hebben, zoals de toenemende armoede en het afnemende vertrouwen in de overheid. Maar gezien vanuit het oogpunt van organisaties speelt dit minder. En dat is gelijk mijn tweede verklaring. Het is mogelijk dat er voornamelijk organisaties hebben deelgenomen aan de SDG Barometer die weinig acteren op dit vlak. Wanneer organisaties opereren in een Nederlandse context met een redelijk goede infrastructuur en hun eigen werknemers niet zichtbaar hongerlijden, dan is de urgentie minder. Life under Water is denk ik ook wat indirecter voor veel organisaties. Het heeft minder directe impact op de bedrijven die hebben deelgenomen aan de Barometer.’
Geen directe link tussen operations en impact
Filip: ‘Voor een aantal SDG’s is er moeilijker een link te leggen met de operations en de impact die je daarmee kunt maken. Bovendien is de impact op de “dicht hij huis” SDG’s veel gemakkelijker te meten. Bijvoorbeeld ten aanzien van de SDG Climate Action meet je simpelweg de CO2-reductie. De causaliteit tussen wat je doet en sommige SDG’s is soms moeilijk te vangen.’ Filip refereert hier aan de verschillende categorieën waarbinnen de impact van bedrijfsactiviteiten gemeten wordt. Dit zijn scope 1 waarbij de focus ligt op de directe bedrijfsactiviteiten, scope 2 waarbij de focus ligt op de energie die nodig is om de bedrijfsactiviteiten uit te voeren, en scope 3 waarbij het gaat over alles wat een organisatie aan input en output heeft.
Worsteling met meten van indirecte impact
‘Uiteindelijk ligt de klemtoon van alles wat met duurzaamheid te maken heeft op dit moment, laten we eerlijk zijn, op scope 1 en 2’, constateert Filip. ‘Elke organisatie waarmee ik praat worstelt momenteel met het meten van scope 3. Dat vertaalt zich automatisch in een focus op bepaalde SDG’s. Hoe consumenten met je producten omgaan zodra ze de deuren van jouw fabriek hebben verlaten, zit in scope 3. De volledige ketenaanpak, waaronder ook bijvoorbeeld de impact van de productie van lithiumbatterijen op water en arbeidsomstandigheden, zit in scope 3.’
De SDG’s zijn onderling verbonden
‘Het schort mede daardoor nog aan een integrale aanpak’, concludeert Mirjam. ‘Bedrijven kijken nog voornamelijk naar hun core business. “Wat heeft het meest direct impact op onze bedrijfsvoering en waar kunnen we het meest directe impact op hebben?” Maar uiteindelijk zijn de SDG’s onderling verbonden. Ze hangen samen.’ Dit betekent dat uiteindelijk ook de ver- van-mijn-bed-SDG’s, zoals Peace, Life under Water en Zero Hunger, gehaald moeten worden om duurzaam te kunnen produceren en consumeren in de toekomst.
Voorbeelden van indirecte positieve impact op andere SDG’s
Toch kan een organisatie met haar focus op één populaire meetbare SDG indirect positieve resultaten boeken op andere SDG’s. Filip: ‘In de 2022 SDG Barometer zien we dat de SDG Climate Action top of mind is. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot minder overstromingen waardoor landbouwgewassen niet worden vernietigd. Dat heeft dan weer effect op de SDG Zero Hunger wat de stabiliteit in een land kan verbeteren met als neveneffect minder onrust, wat vervolgens weer een positieve impact heeft op de SDG Peace.’ Mirjam noemt als voorbeeld het terugdringen van het gebruik van (single-use) plastic. ’Dit zal vaak geschaard worden onder de SDG Responsible Consumption and Production, ook een populaire SDG bij organisaties, maar tegelijkertijd heeft reductie van plastic natuurlijk ook heel veel impact op Life under Water.’
Alert blijven
‘Andersom moet je ook oppassen dat je door de focus op één SDG te leggen geen negatieve impact hebt op andere SDG’s’, waarschuwt Mirjam. ‘In de energietransitie wordt nu bijvoorbeeld sterk ingezet op elektrisch en zonne-energie, maar het fabriceren van de producten die dat ondersteunen, is grondstofintensief en belastend voor het milieu. Daarnaast is bij het winnen van de grondstoffen voor lithiumbatterijen nog wel eens kinderarbeid in het spel. Dus je hebt altijd met een afweging te maken. Daar moet je heel alert op zijn. Je kunt met de beste intenties bijdragen aan één SDG en zonder dat je het weet een negatieve impact hebben op een andere SDG.’
Data gaan het verschil maken
Als het gaat om het bewust worden van de positieve en negatieve indirecte effecten, ziet Filip het voor de toekomst rooskleurig in. ‘We zijn in 2015 begonnen met de SDG’s. Nu zeven jaar later beginnen we over data te beschikken die de directe en indirecte effecten in kaart brengen. Wanneer je data hebt stijgt de mate van bewustzijn en kan je de samenhang tussen de SDG’s beter gaan managen. Om het SDG-beleid richting 2030 een niveau hoger te tillen heb je data nodig. Meten is weten.’
Zijn alle SDG’s in 2030 behaald?
Versnelling is haalbaar
Beiden zijn het erover eens dat een versnelling nodig is om in 2030 alle SDG’s behaald te hebben. Een wetmatigheid bij nieuwe ontwikkelingen is dat na een periode waarbij iets langzaam op gang komt er op een bepaald moment een exponentiële versnelling ontstaat waarbij een ontwikkeling zich sterk doorzet. De kans dat we aan het begin van een dergelijke versnelling staan is volgens Mirjam zeker aanwezig. ‘Als je ziet hoe het bewustzijn is toegenomen, hoe de discussie constructiever wordt. Vijf jaar geleden ging een veel groter deel van het gesprek met deelnemers van onze opleidingen over het creëren van bewustwording. Nu vraagt iedereen: “Wat moeten we doen? Hoe kunnen we dit aanpakken?” en “Geef ons handvatten.” Dus daar zie ik echt een grote verandering. Ik denk dat dit het moment is om door te pakken.’ De beschikbaar komende data kunnen daar volgens zowel Mirjam als Filip een belangrijke rol bij spelen.
Het moet geen “compliance oefening” worden
Toch maakt Filip een kanttekening bij het verzamelen van data. ‘Aan de ene kant kunnen meer data het behalen van de SDG’s versnellen, aan de andere kant kan het verzamelen van data wanneer het een “compliance oefening” wordt, ook remmend en belemmerend werken.’ Ondanks de positieve houding ten opzichte van regelgeving van de overheid bij het gros van de deelnemende organisaties aan de Nederlandse SDG Barometer, ziet Filip dat de regelgeving zodanig scherp en alomvattend wordt dat veel van de executives waar hij dagelijks mee praat met de handen in het haar zitten. ‘We moeten oppassen dat “meten is weten” geen zodanig verstikkend effect gaat hebben dat we meer bezig zijn met de meetsystemen dan met de essentie van de zaak. Daarover hoor ik nu al meerdere managers aan de alarmbel trekken. En laten we ook het kostenplaatje niet vergeten. Dit gaat heel wat vergen van de administratieve systemen in een onderneming.’
Aanbevelingen om de versnelling in te zetten
Naast het belang van data worden er in de rapportage van de SDG Barometer 2022 drie belangrijke aanbevelingen gedaan om de versnelling in het behalen van de SDG’s te realiseren. Deze zijn:
- Met elkaar delen van best practices
- Bewustwording van zowel de positieve als negatieve impact op SDG’s
- Integrale aanpak van de SDG’s zodat op alle SDG’s progressie wordt geboekt.
Meer consistentie en hogere ambitie
Mirjam is het helemaal eens met deze aanbevelingen. ‘Bovendien zou ik willen benadrukken dat consistentie en ambitie heel erg belangrijk zijn. Met consistentie bedoel ik: hou goed in de gaten wat het effect is van een actie voor een bepaalde SDG op de andere SDG’s. En wat betreft ambitie: als je kijkt naar wat organisaties op dit moment bijdragen aan de SDG’s, dan gaan we er niet komen. Niet in 2030, niet in 2050. Daar is echt die versnelling en in een heleboel sectoren ook een regelrechte transformatie voor nodig. Dus de lat om bij te dragen aan de SDG’s mag bij overheden en organisaties hoger liggen dan nu het geval is.’
De remmende factor
‘Hoe je het ook wendt of keert,’ vult Filip aan, ‘het implementeren van duurzaamheid vraagt om een ecosystemische verandering. De remmende factor die ik op dit moment zie is dat iedereen in het streven de SDG-agenda te implementeren, over elkaar heen struikelt. Onderlinge consistentie, daarmee bedoel ik onderlinge afstemming van het beleid tussen de diverse spelers in dit speelveld, gaat enorm bijdragen aan de versnelling die nodig is. Zodanig dat contradicties in de beleidskeuzes die ondernemingen moeten maken, niet meer mogelijk zijn. Dan spreek ik nog niet eens over de supranationale dimensie van dit probleem.’
Kakofonie van instituties en regels gladtrekken
‘De duurzaamheidsdoelstellingen gaan niet alleen over Nederland. Het zijn supranationale vraagtukken die je niet nationaal moet willen en kan oplossen’, stelt Filip. ‘Dat vraagt om Europese en mondiale afstemming. Ondernemingen die internationaal opereren worden nog steeds geconfronteerd met een kakofonie van instituties en regels die niet op elkaar zijn afgestemd. Consistentie door het onderling afstemmen van beleid tussen de diverse spelers in dit ecosystemisch veranderproces, is absoluut noodzakelijk.’
Vertaling van het behalen van de SDG’s naar kerncompetenties van leiders
TIAS Business and Society Competency Framework
De ecosystemische verandering die Filip net noemde is volgens Mirjam de crux waar TIAS als School for Business and Society voor staat. ‘We hebben als purpose “We develop leaders to serve society by transforming business”. Dat zijn hele mooie woorden maar hoe maken we dat waar in de praktijk? Door in onze programma’s Business and Society integraal aan de orde te laten komen. Dat betekent dat we bedrijf- en maatschappijgerelateerde content verwerken in bestaande vakken in plaats van dat we extra vakken toevoegen.’ Mirjam is de drijvende kracht achter de ontwikkeling van het TIAS Business and Society Competency Framework. Dit framework bestaat uit vier competentiegebieden die in alle opleidingen van TIAS zijn geïntegreerd: verantwoord leiderschap, samenwerking, business modelling en duurzame innovatie.
Het belang van systeemdenken
Mirjam: ‘Als TIAS geloven wij dat de combinatie van die vier competentiedomeinen essentieel is voor transformatie. Daarbij wil ik graag het belang van systeemdenken, een onderdeel van verantwoord leiderschap, benadrukken. Want om de SDG’s consistent aan te kunnen pakken en integraal aan de strategie te kunnen koppelen, is systeemdenken ontzettend belangrijk. En daarnaast uiteraard het zoeken van verbindingen en samenwerken, ook met de niet usual suspects door de keten en over grenzen van sectoren heen. Daarnaast vergt de transformatie die nodig is andere verdienmodellen. Dat betekent dat je als leider in staat bent kritisch te kijken naar bestaande verdienmodellen, alternatieven kunt ontwikkelen, de rol van duurzame innovatie daarin kunt zien en aanjagen. Dit zijn cruciale elementen om onze deelnemers in staat te stellen tot de transformatieve impact die we beogen.’
Heel concrete handvatten
Filip: ‘Het toeval wil dat ik gisteren nog gedoceerd heb over duurzaamheid aan 25 senior executives bij profit en not-for-profit organisaties. Vragen die aan bod kwamen: Hoe veranker je nu duurzaamheid, c.q. de SDG’s in de strategie van je organisatie? Welke keuzes dienen zich aan bij het opzetten van een duurzaamheidsstrategie? Welke uitdagingen komen daarbij kijken? Wat wij dan doen aan de hand van het competentie framework is concrete handvatten aanreiken.’
Toegespitst op specifieke doelgroep en werkveld
Mirjam: ‘De kracht van het competentie framework is denk ik dat de competenties gelden voor alle deelnemers in alle opleidingen, maar dat afhankelijk van de specifieke doelgroep en het werkveld onze docenten deze op zo’n manier overbrengen en handvatten bieden dat ze meer toegespitst zijn op de specifieke situaties van deelnemers.’ ‘Het helpt deelnemers te focussen op wat ze concreet kunnen doen in hun eigen context’, benadrukt Filip.
Concrete stappen maken in de eigen organisatie
Mirjam: ‘Wat ik zelf in colleges naast het competentie framework veel gebruik is de driedeling van persoon, organisatie en systeem’, legt Mirjam uit. ‘Door deelnemers te laten zien wat hun rol is in hun organisatie en de rol van de organisatie in het systeem en andersom, en hoe zij daarin hun invloedsfeer kunnen vinden en gebruiken, raken mensen niet ontmoedigd door de grote uitdagingen waar we voor staan op systeemniveau. Dat betekent nadrukkelijk trainen om het grote geheel te kunnen zien maar tegelijkertijd ook gewoon de concrete stappen op een lager niveau te kunnen formuleren. Uit de reflecties van deelnemers komt naar voren dat dit ze heel erg helpt. Ze beseffen nog beter hoe complex en hoe groot de vraagstukken zijn, maar ze hebben ook wel meer het gevoel dat ze de handvatten hebben om zelf de eerste stappen te kunnen zetten. Ik denk dat dit de meerwaarde is die wij TIAS-deelnemers bieden. Dat deelnemers zien wat ze binnen hun eigen organisatie concreet kunnen doen.’
Één persoon tegelijk, één organisatie tegelijk
Filip: ‘Dat laatste is heel cruciaal. Wat wij in onze programma’s proberen te doen is een zekere mate van zelfvertrouwen bij onze deelnemers over te brengen: “Yes, you can! Misschien komt niet het volledige plaatje in beweging maar je kan wel degelijk impact hebben.” Één persoon tegelijk, één organisatie tegelijk. Het feit dat je een concreet handvat kunt aanreiken dat maandagochtend 9 uur direct ingezet kan worden, doet iets met het zelfvertrouwen van onze deelnemers. Dat zie je systematisch in de evaluaties terugkomen. Voor ons docenten is dat een enorme steun. Dan hebben wij ook weer onze eigen kleine bijdrage geleverd.’
Prof.dr. Filip Caeldries is hoogleraar Strategie en Organisatie aan TIAS School for Business and Society. Hij heeft uitgebreide ervaring als docent in strategische managementprogramma’s voor verschillende bedrijven in Europa, China en de VS. Zijn onderzoeks- en onderwijsinteresses richten zich op strategisch management (concurrentiestrategie en strategische verandering) en duurzaamheid als bron van concurrentievoordeel.
Mirjam Minderman is beleidsadviseur bij TIAS School for Business and Society, met een specifieke focus op de integratie van ‘Business & Society’ in het onderwijs van TIAS. Haar expertisegebieden zijn Hoger Onderwijs voor Duurzame Ontwikkeling, competenties voor duurzame ontwikkeling en de strategische implementatie van MVO en de SDG’s.