Volgens de VN zijn reeds een aantal bedrijven toegetreden tot het Global Compact. Dat is een vrijwillige gedragscode die VN-secretaris Kofi Annan in juli in het leven riep om multinationals meer burgerzin bij te brengen. “Er worden vele initiatieven genomen,” zegt Georg Kell, een functionaris bij het uitvoerend comité van de secretaris-generaal. “Verscheidene bedrijven passen hun werkwijze aan de mensenrechten aan.”
Er zijn verschillende argumenten te vinden voor die stelling. Kort voor Kerstmis aanvaardden zeven marktleiders in de sector van de mijnbouw nog een reeks voorstellen van de Amerikaanse en Britse regeringen. Chevron, Texaco, BP Amoco, Shell en Freeport MacMoran kregen daarvoor zelfs felicitaties van Madeleine Albright. Ook Human Rights Watch (HRW) is tevreden met de principes die de bedrijven hadden aangenomen. “In een sector waar geen normen bestaan, zien we de ontwikkeling van een aantal basisprincipes als een stap in de goede richting,” zegt Kenneth Roth, voorzitter van HRW.
In weerwil van die hoopvolle tekens is het echter zeer de vraag of er sprake is van een veranderde bedrijfscultuur. Waarnemers zeggen over genoeg voorbeelden te beschikken om te concluderen dat de misbruiken door multinationals in ontwikkelingslanden onverminderd doorgaan. Volgens Kenny Bruno, een waarnemer van Corporate Watch, komt de ondertekening van de vrijwillige gedragscode enkel neer op een vooruitgang bij stukjes en beetjes. “In het algemeen zien we helemaal geen grote verbintenis tussen multinationals en mensenrechten.”
Die stelling wordt bevestigd door een studie van het National Labour Committee for Worker and Human Rights, een New Yorkse ngo. In vijf bedrijven in Azië en Latijns-Amerika worden de arbeiders volgens het rapport “misbruikt”. De ngo beschuldigt verschillende confectiebedrijven, waaronder Nike Inc. en Wal-Mart Stores Inc., van het gebruik van kinderarbeid bij de productie van kleren.
HRW vestigde in augustus de aandacht op een rechtszaak in de Verenigde Staten die het gebrek aan respect voor de mensrechten bij een oliebedrijf aan de kaak stelde. Het Californische bedrijf Unocal werd beschuldigd van een reeks inbreuken bij de aanleg van een gaspijpleiding in Birma. Unocal is volgens het jaarrapport van HRW mee verantwoordelijk voor gedwongen verhuizingen, dwangarbeid, verkrachtingen en martelingen “begaan door het Birmaanse leger voor de aanleg van de pijplijn.” Volgens de rechter waren er echter geen bewijzen dat Unocal op de hoogte was van de misbruiken.
Volgens sommigen is het Global Compact van de VN een maat voor niets omdat er geen controlemechanisme is ingebouwd dat de handel en wandel van de ondertekenaars kan onderzoeken. “Het Global Compact heeft vele gebreken en zal niet veel respect voor de mensenrechten bijbrengen,” zegt Sarah Anderson, van het Instituut voor Beleidsstudies (IPS). Het gebrek aan controle moet niet onderschat worden, voegt ze eraan toe, want de grensoverschrijdende bedrijven ontvangen enorm veel steun. “Het is duidelijk dat er binnen de Wereldhandelsorganisatie (WHO) en andere instellingen een trend bestaat om multinationals meer macht en privileges toe te kennen om overal ter wereld vrij te kunnen opereren.” De werknemers en de lokale gemeenschappen daarentegen, hebben “geen nieuwe middelen gekregen om een verantwoordelijk management bij bedrijven af te dwingen.”
Marwaan Macan-Markar
REF: 01003