John Ruggie (64) is een typische Amerikaan. Hij praat makkelijk, is vriendelijk, extreem beleefd en heeft een klein beetje moeite met de topografie in Europa. “Het is altijd weer prettig om in Amsterdam te zijn”, zegt hij als op zondagmiddag fris geschoren en gedoucht in de lobby van het Haagse hotel Des Indes zit. Niet lang daarvoor is hij geland op Schiphol voor een bezoek aan Nederland dat nog geen achtenveertig uur duurt. Twee interviews, een congres en een ontmoeting met een delegatie van het Nederlandse bedrijfsleven staan op het programma. Daarna vliegt hij door naar Kopenhagen. Reizen naar Rusland, India en Argentinië staan nog voor later op het programma.
Drie jaar geleden vroeg secretaris-generaal Kofi Annan van de VN of Ruggie zijn speciale vertegenwoordiger wilde worden op het terrein van mensenrechten en bedrijfsleven. Met dat onderwerp hield de VN zich al sinds de jaren zeventig bezig, maar veel had dat nog niet opgeleverd. Ruggie kreeg als opdracht om het proces weer vlot te trekken. “Ik was geen zakenman, geen rechter en geen mensenrechtenactivist. Ik had dus een onbesmet verleden. Kofi Annan zei dat hij daarom bij mij uitkwam.”
Daarmee doet Ruggie zichzelf tekort. De voormalige VN-baas had voldoende andere redenen om bij hem aan te kloppen. Als hoogleraar internationale betrekkingen aan een hele serie topuniversiteiten deed Ruggie jarenlang onderzoek op het snijvlak van overheid en bedrijfsleven. Eind jaren negentig had hij de VN al eens geholpen bij het opzetten van Global Compact, een van Annans paradepaardjes. Via dat initiatief, waaraan nu zo’n drieduizend bedrijven meedoen, wilde Annan het bedrijfsleven interesseren voor VN-principes op het terrein van de mensenrechten, arbeidsomstandigheden en duurzaamheid.
Lees het volledige artikel via de link.