Design en de derde wereld – veel hebben deze twee niet met elkaar gemeen. Designers zijn ontwerpers met de status van popsterren. Ze maken oogstrelende producten van hypermoderne materialen waaraan veelal een fors prijskaartje hangt. De politiek correcte producten uit ontwikkelingslanden roepen daarentegen vooral associaties op met gebatikte kleden, beschilderde bordjes en andere producten die het meer moeten hebben van hun goede bedoelingen dan van begeerlijke vormen.
Deze clichés zijn inmiddels versleten. Onder de noemer PS verkoopt Ikea een serie duurzame producten. Een stoere no-nonsense tafel (gewoon vier poten en een rechthoekig blad) heet Bölsö en is vervaardigd van gerecyclede plastic (pet)flessen. Het geinige opbergkastje Bohult is gemaakt van oud papier van melkpakken. Afval uit Indiase textielfabriekjes is de grondstof voor Grindtorp, kleurige kussenovertrekken die ogen als exotische quilts.
Vooralsnog gaat het om een beperkte collectie, zegt Ikea-woordvoerster Ellen van den Boomgaard. Maar dat het de Zweedse meubelproducent menens is met zijn goede voornemens blijkt uit de productie van de kussenslopen door zelfstandig werkende vrouwen op het Indiase platteland. ‘Het doel is ze economisch onafhankelijk te maken, waardoor ook hun maatschappelijke positie wordt versterkt.’ Over enige tijd zal worden geëvalueerd of structurele samenwerking mogelijk is. ‘Maar nu al staat vast dat kwaliteit en duurzaam elkaar niet in de weg hoeven te staan.’
Niet alleen grote bedrijven zijn geïnteresseerd in de productie van duurzaam design. Ook individuele ontwerpers nemen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. ‘Het Westen laat producten in Azië maken louter vanwege de goedkope arbeidskracht’, zegt Niels van Eijk, die een ontwerpduo vormt met Miriam van der Lubbe. ‘Terwijl in productielanden als China en Indonesië unieke ambachten en productietechnieken bestaan die soms al generaties oud zijn. Als ze nog worden gebruikt, dan is het vaak voor het maken van toeristen-crap.’ Om deze technieken te helpen voortbestaan ontwierpen Van Eijk en Van der Lubbe Godogan, een houten tafel met een ingenieus snijwerk dat een Indonesisch sprookje voorstelt (verkoop via Droog Design). ‘Vier mannen werken een paar weken aan één tafel. In die tijd zouden ze anders een stapel prullaria voor toeristen maken.’
Ontwerper Arnout Visser werkt al jaren samen met glasblazers uit Kenia. Ook zijn insteek is een uitwisseling van kennis; zo werd hij naar Kenia getrokken door de verfijnde recycletechnieken van de lokale glasblazers. ‘Ze blazen daar gewoon vensterglas, wat ruwe maar pure glasontwerpen oplevert.’ Visser, van wie eveneens diverse glasproducten zijn opgenomen in de collectie van Droog Design, ziet zich ook ‘absoluut niet’ als ontwikkelingswerker. ‘Design dat het milieu spaart maar werkloosheid bevordert, is niet duurzaam. Ik betaal de glasblazers, en goed ook. In ruil daarvoor wil ik dat zij mij nieuwe technieken leren. Mijn drijfveer is bijzondere producten maken.’
Het opstarten van zulke duurzame designprojecten kost veel tijd en energie. Om het geëngageerde ontwerpers wat makkelijker te maken, is het ontwikkelingsproject Dutch Design in Development (DDID) gestart, een samenwerking van vormgevingsinstituut Premsela, de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers en het Nederlands Comité voor Duurzame Ontwikkeling, een hulporganisatie van de overheid. ‘Ons doel is het stimuleren van export naar westerse landen door kleine ondernemers in ontwikkelingslanden’, vertelt Inge Toussaint van DDID. ‘En omdat export begint met een goed product, hebben we ervoor gekozen om deze ondernemers te koppelen aan Nederlandse vormgevers. Er hebben zich al meer dan honderd ontwerpers voor de verschillende projecten aangemeld.’
De insteek van DDID is dat de producten die in ontwikkelingslanden worden gemaakt wel aan een vraag moeten voldoen. ‘Een goede ontwerper speelt in op maatschappelijke behoeftes. En nog meer geld- en energieverspillende spullen is wel het laatste waar we behoefte aan hebben.’ Aan de kwaliteit van de producten zal dat niet liggen, is
haar overtuiging van Inge Toussaint: ‘Want als je ziet hoe schitterend die producten soms zijn.’
Ontwerpster Abke Geels zette met ondersteuning van DDID begin dit jaar een project op in Niger, waarbij ze drieduizend plattelandsvrouwen schalen laat maken. De schalen zijn vervaardigd van gevlochten palmblad, waarin traditioneel gesmeed zilver is verwerkt. ‘Als ik zulke schalen hier laat maken, dan zijn ze onbetaalbaar. De vrouwen werken soms wel meer dan een week aan één schaal.’
Om de producten nog meer cachet te geven is het merk Tavie in het leven geroepen. Elke associatie met het kringloopcircuit en wereldwinkels wil Geels vermijden met Tavie. ‘Tavie moet juist een eigentijds merk zijn met mooie en kwalitatief hoogstaande producten. Waarom zou maatschappelijk verantwoord design niet in de Bijenkorf kunnen liggen?’ Maar, zo merkte Geels, telkens al ze er bij vertelt dat de producten zijn ontwikkeld met vrouwen in Niger, dan zijn de reacties nog lovender. Toch moeten mensen een schaal van Tavie kopen, omdat ze hem mooi vinden. ‘Anders is het immers geen duurzaam design.’
Dutch Design Week
Van 20 t/m 28 oktober wordt in Eindhoven de Dutch Design Week georganiseerd. Op ruim dertig verschillende locaties zijn er tentoonstellingen, lezingen en productpresentaties. Het is daarmee het grootste designevenement van Nederland.
Een belangrijk thema dit jaar is duurzaam design. Zo wordt vrijdag 27 oktober (9.30-16.00 uur) in gebouw De Witte Dame het symposium Eco Design gehouden. Eveneens in De Witte Dame is een presentatie van alle producten van het Philips -project ‘Philanthropy by Design’. De nieuwste producten die tot stand kwamen dankzij Dutch Design in Development zijn te zien in gebouw Strijp-S. Meer info: www.dutchdesignweek.nl
‘Ik betaal de glasblazers in kenia goed. en zij leren mij nieuwe technieken’
Filantropie volgens Philips
Philips richtte naar aanleiding van het 80-jarig bestaan een werkgroep op voor thema’s als armoede en gezondheid in derdewereldlanden. ‘Design krijgt daar een andere functie. Het staat niet voor esthetische vormgeving, maar het moet een brug slaan tussen technologie en directe levensbehoeften. Design moet ervoor zorgen dat producten gebruiksvriendelijk, eenvoudig te fabriceren en goedkoop aan te schaffen zijn’, zegt Simona Rocchi, projectleider bij ‘Philantropy by Design’, zoals het onderzoeksproject heet.
Inmiddels heeft het project een eerste product opgeleverd: de Chulha, een eenvoudige huisoven die de rook naar buiten leidt. De oven werd genomineerd voor de gerenommeerde Rotterdamse Designprijs. ‘Alleen al in India sterven jaarlijks een half miljoen mensen aan de gevolgen van luchtverontreiniging’, zegt Rocchi. Inmiddels wordt gewerkt aan een vernuftige mal waarmee boeren eenvoudig zelf de oven kunnen maken. Rocchi: ‘Een duurzaam bedrijf moet niet alleen milieuvriendelijke producten maken, maar ook bijdragen aan meer economische kansen voor iedereen.’