Mijntje Lückerath-Rovers, universitair docent Financiële Markten en Toezicht, zette 122 beursondernemingen met en zonder vrouwen in de RvB en/of RvC op een rijtje, gerangschikt naar het relatieve aandeel vrouwen in de gecombineerde RvB en RvC (per december 2007). In het rapport De Nederlandse ‘Female Board Index’ legt zij nog meer verschillen bloot, bijvoorbeeld tussen mannelijke en vrouwelijke bestuurders en commissarissen, en tussen ondernemingen met en zonder vrouwen benoemd in de Raad van Bestuur en/of Raad van Commissarissen.

Enkele bevindingen:

Van de 122 ondernemingen hebben 34 ondernemingen (27,9%) één of meerdere vrouwen benoemd in de RvB en/of RvC; 88 ondernemingen (78,1%) hebben geen enkele vrouw benoemd in de RvB of RvC.
Van de 928 bestuurders en commissarissen bij de 122 ondernemingen zijn er 48 vrouwelijk (5,2%). Dit is het gewogen gemiddeld van het percentage vrouwelijke bestuurders (2,1%) en het percentage vrouwelijke commissarissen (6,9%).
De gemiddelde leeftijd van de zeven vrouwelijke bestuurders en 41 vrouwelijke commissarissen is respectievelijk 48 en 56 jaar; dit is ongeveer drie en zes jaar jonger dan de gemiddelde leeftijd van hun mannelijke collega’s.
Van de 48 vrouwelijke bestuurders en commissarissen hebben 27 vrouwen (56,2%) niet de Nederlandse nationaliteit, bij de mannen is dit 26,9%.
Ondernemingen met vrouwen benoemd in de RvB en/of RvC zijn gemiddeld groter dan de ondernemingen zonder vrouwen benoemd in de RvB en/of RvC
Ondernemingen met vrouwen benoemd in de RvB en/of RvC hebben gemiddeld een grotere RvB en RvC, (zowel gecombineerd als afzonderlijk); dit blijft van toepassing als de omvang van de RvB en RvC gecorrigeerd wordt voor de omvang van de onderneming.
Naast deze verschillen is nog het verschil in zittingsduur, sector, internationalisering en beurssegment geanalyseerd.

Lückerath-Rovers merkt op: “Het debat over de afwezigheid van vrouwen aan de top wordt vaak gevoerd aan de hand van normatieve argumenten. Deze studie draagt bij aan deze discussie met behulp van feiten. De getallen spreken voor zich. De index is confronterend en betekent meer dan het noemen van alleen gemiddelden. Nederland is op dit terrein een achtergebleven gebied.”