Mr. dr. (Liesbeth) Enneking is bijzonder hoogleraar Legal Aspects of International Corporate Social Responsibility, verbonden aan de sectie Burgerlijk recht van Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Ze richt zich op de verschillende manieren waarop het recht het maatschappelijk verantwoord ondernemerschap in een internationale context kan bevorderen. “En laten we ervoor zorgen dat als rampen zich voordoen, de slachtoffers rechtsbijstand krijgen en dat hun verliezen worden vergoed.”

Waar gaat uw onderzoek over?
“Als Nederlandse bedrijven goederen produceren in landen die niet dezelfde milieu- en mensenrechtenregelgeving hebben als wij hier, de zogenaamde lagelonenlanden, kunnen deze Nederlandse bedrijven dan toch verantwoordelijk worden gesteld voor de negatieve bijeffecten van de productie? Is het goed genoeg als bedrijven zich houden aan lokale regelgeving, die doorgaans een stuk losser is in termen van milieuvervuiling, arbeidsomstandigheden of kinderarbeid dan in Nederland?”

Kunt u een voorbeeld geven?
“In april 2013 stortte het Rana Plaza-gebouw in Bangladesh in, meer dan duizend mensen die in de kleine textielfabrieken in het gebouw werkten, stierven daarbij. Ze werkten aan kledingstukken die bestemd waren voor de verkoop door grote winkelketens in Nederland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Dit riep veel vragen op. Hadden de winkelketens meer moeten doen om de veiligheid te waarborgen van de mensen daar?”

Hoe kan het rechtssysteem bijdragen aan een inclusieve en duurzame economische groei?
“Westerse welvaart is deels gegenereerd door het feit dat ze niet de werkelijke productiekosten draagt. We betalen niet de prijs voor het T-shirt of de smartphone die het werkelijk kost om het te maken, we laten dat over aan de producerende landen. Ze offeren hun natuur, tijd, gezondheid, kinderen, soms zelfs hun leven voor onze T-shirts. Wat kunnen wij als consumenten doen om dit proces eerlijker te maken? En wat kunnen bedrijven doen om welvaart inclusiever te maken? Hoe kan de wet hierbij nuttig zijn? Het gaat niet alleen om juridische kwesties, ik vind het belangrijk om samen te werken met andere faculteiten.”

“Wat kunnen bedrijven doen om welvaart inclusiever te maken? En hoe kan de wet hierbij nuttig zijn?”

En, op welke manier kan de wet hierbij nuttig zijn?
“In 2008 kwam de beruchte Shell-Nigeria-zaak voor de rechter in Nederland. Tien jaar eerder speelde dezelfde zaak al in de Verenigde Staten. Het leidde tot een breed debat over dit onderwerp: is regelgeving in verre landen ook de verantwoordelijkheid van een bedrijf? Hoe kunnen we dergelijke gevallen oplossen, hoe kunnen we toekomstige rampen voorkomen? Op de achtergrond speelt een publieke discussie mee: als het zou helpen om één euro extra te betalen voor een liter benzine, zouden we dat doen? Ik denk dat veel mensen het niét doen. Maar we komen wel langzaam op een punt waarop we iets moeten doen, we kunnen onze ogen niet meer sluiten voor de rampen aan de andere kant van de wereld. Hun verlies is ook onze verantwoordelijkheid. Met strengere regels komen we er wel, stap voor stap. Momenteel wordt een wet over een verbod op kinderarbeid voorgelegd aan de Nederlandse regering. De kans is groot dat deze wordt afgewezen, maar het is een stap in de goede richting.”

Ontmoedigt het u niet, als politici het zelfs niet eens kunnen worden over een wet tegen kinderarbeid?
“Het feit dat er nu over wordt n nagedacht, is een goede zaak. Hoe meer we weten, hoe meer verantwoordelijkheid we moeten nemen. Dit proces kost veel tijd. Politici zijn nog steeds bang dat ‘als de regels strenger worden, bedrijven naar andere landen verhuizen.’ Terwijl dit niet uit onderzoek blijkt. Frankrijk heeft wel al een wet tegen kinderarbeid.
In mijn onderzoek kijken we ook naar de maatschappelijke context, naar de sociaal-politieke dynamiek die aanleiding geeft tot deze initiatieven en naar het potentieel om meer maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen.”

Wat is uw doel?
“Voor mij gaan deze zaken over een gelijke verdeling van rechtvaardigheid op een globaal niveau. Nederland is rijk genoeg om de werkelijke prijs te betalen voor wat het produceert, verkoopt en koopt. Als dit niet vanzelf gaat maar door middel van rechtszaken moet worden geregeld, wil ik eraan bijdragen dit proces minder complex te maken. Laat bedrijven compenseren voor de rommel die ze soms maken. Laten we proberen ervoor te zorgen dat ‘onze’ bedrijven niet betrokken raken – zelfs niet indirect – bij mensenrechtenschendingen of milieuproblemen elders. En laten we ervoor zorgen dat als rampen zich voordoen, de slachtoffers rechtsbijstand krijgen en dat hun verliezen worden vergoed.”

Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website van EUR