De PVE zijn blij met de benadering van LNV waar deze de ondernemer tot uitgangspunt neemt en faciliteert. Voor de sociale duurzaamheid is het echter fnuikend, dat voor het derde opeenvolgende jaar geen aandacht wordt besteed aan de werknemers in de sector. Met ruim 100.000 werkzame personen draagt de sector sterk bij aan de Nederlandse economie, wat als zodanig de aandacht verdient.

Administratieve Lasten
Het is prijzenswaardig dat LNV de administratieve lasten met 25% à 30% heeft gereduceerd, maar dat is geen doel op zich. Ondernemers zullen het ook niet als zodanig ervaren waar het in voorkomende gevallen louter gaat om een verschuiving richting bedrijfsleven, zoals bij het onderzoek naar blaasjesziekte, dat LNV heeft afgeschaft. De sector vindt dit vanuit veterinair oogpunt zo belangrijk dat zij het zelf in de benen houdt. Dit geldt ook als de RVL-regeling wordt afgeschaft. Uit oogpunt van veterinaire preventie vindt de sector dit niet verantwoord en zijn de lasten dus niet verminderd, maar alleen verschoven.

Een aandachtspunt rond de lastenverlichting is het principe van ketenomkering waarover LNV eerder al sprak. Zo zouden RVV/VWA bestaande informatie-systemen van de sector benutten om overbodige kosten én registraties te voorkomen. Hiervan is tot nu toe weinig gekomen en de regie ontbreekt.

Toezicht op Controle
Inzake de implementatie van de Europese hygiëneverordeningen per 1 januari a.s. geeft de Minister aan dat de overheid bedrijven zal erkennen en registreren. De vee-, vlees- en eiersector heeft al goed functionerende registratiesystemen waarop de overheid kan vertrouwen en die geen nieuwe lasten veroorzaken. Dit alles zou uitstekend passen in de visie dat de overheid faciliteert en de ondernemer onderneemt. De overheid houdt ‘Toezicht op de Controle’.

Wat betreft de erkenningen moet helder zijn wie welke rol vervult en hoeft het wiel zeker niet opnieuw te worden uitgevonden. In de sectoren functioneren al erkenningssystemen. Zo worden erkenningen afgegeven én geregistreerd via de regelingen voor Integrale Keten Beheersing (IKB) waarin de sectoren veel geïnvesteerd hebben. De PVE hebben dan ook goede hoop dat de systemen, die in het kader van het ‘Toezicht op Controle’ bij LNV zijn ingediend, in dat verband op waarde geschat worden.

Diergezondheid
De LNV-begroting ademt de ambitie uit van het willen vervullen van een voortrekkersrol in de EU op het gebied van dierziektebestrijding. De PVE hopen dat dit niet betekent dat Nederland concessies doet die concurrentienadelen veroorzaken. In tegenstelling tot andere lidstaten betaalt het eigen bedrijfsleven immers al een fors deel van deze bestrijdingskosten.

De PVE ondersteunen onverminderd de inzet van LNV voor afschaffing van het non-vaccinatiebeleid in EU-verband. Dit is en blijft echter alleen acceptabel als de afzet van producten van gevaccineerde dieren gegarandeerd kan worden.

Voedselveiligheid
Rond de voedselveiligheid zijn de PVE het met LNV eens dat maximale garanties voorop moeten staan. Daarom bevreemdt het, dat het budget in 2006 fors lager lijkt. Dat geldt ook voor het LNV-budget voor de Identificatie en Registratie (I&R). De PVE betwijfelen of de begroting voorziet in de ontwikkeling van een I&R database voor schapen en geiten.

Het landbouwbedrijfsleven wil en kan eigen verantwoordelijkheid nemen met de eigen ketengarantie- en zelfcontrolesystemen. Het wordt tijd, dat de Minister daar ook vertrouwen in stelt, zodat het gewenste toezicht op controle mogelijk wordt.

Destructie
Vorig jaar gaf LNV aan de bijdrage aan de destructiekosten te heroverwegen. Jaargang 2006 is de laatste waarvoor dit nog is gebudgetteerd. Onduidelijk is welke afwegingen zijn gemaakt om er na 2006 geen geld meer voor uit te trekken. Dit baart zorgen, want het leidt tot extra kosten voor het bedrijfsleven zodat een verder concurrentienadeel ontstaat. De overheid zou alternatieven voor het verwerken van slachtrestproducten mogelijk maken, maar die verkeren nog immer in de pilotfase. Zonder die alternatieven en zonder heldere evaluatie van het destructiebestel kan de overheidsbijdrage niet worden afgeschaft.

Concurrentiepositie
Voor de concurrentiepositie van de veehouderij in Nederland zijn de uitkomsten van de WTO-onderhandelingen cruciaal. De PVE onderstrepen de beleidslijn dat gezorgd moet worden dat consumenten in staat zijn om goed geïnformeerd een keuze te kunnen maken. Bij verdere liberalisatie van de wereldhandel is het voor de veehouderijsectoren essentieel dat hoogwaardige EU-producten als zodanig in de schappen liggen en te onderscheiden zijn van importproducten die niet aan dezelfde eisen voldoen.

In dat verband onderstrepen de PVE dat de Nederlandse pluimveevleessector al zwaar onder druk komt door de uitkomst van het WTO-panel over de Europese invoertarieven van gezouten kipfilet. Het zet de deur weer open voor goedkope invoerstromen en vormt een directe bedreiging voor Nederlandse producenten.

Welzijn
De Nederlandse veehouderijsectoren herkennen de interesse voor dierenwelzijn en werken aan maatschappelijke wensen op dat vlak. Een aanscherping van overheidsbeleid moet echter wel in EU-verband. In 2006 komen het welzijn van vleeskuikens en de castratie van biggen in Brussel aan de orde. De PVE blijven benadrukken dat ook hier het Level Playing Field niet uit het oog verloren mag worden. Wat betreft de welzijnsregelgeving vertrouwen de PVE erop, dat LNV deze volgens afspraak in medebewind overdraagt aan de productschappen