De onderzoekers namen een steekproef van in totaal 25 milieuverslagen, waarvan 19 door ondernemingen die daartoe sinds 1997 verplicht zijn. Bij het onderzoek ging Ernst & Young uit van de kwaliteitsnormen die men zelf zou hanteren om een milieujaarverslag te verifiëren. Aan de hand van een uitgebreide checklist stelden de onderzoekers vast hoe de onderzochte verslagen scoorden. De aandachtsgebieden die werden bekeken, hadden onder meer betrekking op de rapportage over de milieudoelstellingen, de actuele milieubelasting, de financiële dimensie van het gevoerde milieubeleid en de informatie die werd gegeven over de initiatieven en prestaties op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Naast de aspecten die in 1998 ook beoordeeld zijn, is dit keer in het bijzonder aandacht besteed aan de dialoog met stakeholders, het plaatsen van de eigen milieuprestaties in een macroperspectief, de grondslagen voor de verslaggeving en benchmarking met andere bedrijven.

Stabiel
De kwaliteit van de milieuverslagen over 2000 is ten opzichte van het eerste onderzoek naar verslagen over het jaar 1998 nauwelijks verbeterd. Het gemiddelde cijfer schommelt rond de vijf. Voor 5 ondernemingen werd een duidelijke verbetering ten opzichte van het verslag over ’98 geconstateerd, maar in 4 gevallen ging de kwaliteit juist achteruit. Bij het merendeel van de milieuverslagen was het kwaliteitsverschil evenwel zeer gering. De onderzoekers zijn verbaasd over dit stabiele beeld. Dick de Waard: “In onze eerste onderzoek stond milieuverslaggeving nog in de kinderschoenen. Sindsdien is er veel gebeurd, onder meer in de ontwikkeling van criteria en richtlijnen waarmee een milieuverslag kan worden opgesteld. Wij hadden daarom verwacht dat veel bedrijven twee jaar later de nodige vooruitgang hadden geboekt. Helaas is daar weinig van gebleken.”

Onvoldoende inzicht
Het belangrijkste kritiekpunt van de onderzoekers is dat veel verslagen onvoldoende inzicht bieden in de relatie tussen afzonderlijke (productie)processen in de onderneming en de daarmee samenhangende milieurisico’s. Bovendien geven de milieuverslagen vaak geen antwoord op de vragen welke maatregelen zijn genomen om milieurisico’s af te dekken en hoe doelstellingen zijn ontwikkeld om de milieubelasting te reduceren. De informatie over de gerealiseerde uitkomsten wordt onvoldoende toegelicht. Ook ontbreekt veelal het inzicht in de financiële dimensie: wat waren de milieu uitgaven en milieu-investeringen?

Houvast
Een aantal vrijwillige milieuverslagen sprongen er opvallend positief uit. Het al dan niet verplichte karakter van het milieuverslag bleek dan ook nauwelijks gevolgen te hebben voor de kwaliteit van de verslaggeving. Tevens signaleren de onderzoekers dat sommige bedrijven hun milieuverslag nadrukkelijk schreven op een bepaalde doelgroep, de omwonenden bijvoorbeeld of de werknemers. Alhoewel de informatie voor zo’n specifieke doelgroep dikwijls goed verzorgd is, gaat dit ten koste van de informatievoorziening aan andere doelgroepen. Dat veel bedrijven een eigen invalshoek kiezen voor het schrijven van een milieuverslag, hetgeen de vergelijkbaarheid soms niet ten goede komt, wordt volgens de onderzoekers gestimuleerd door het ontbreken van algemeen aanvaarde richtlijnen. Er is daarom een duidelijke taak voor de overheid weggelegd om met het oog op de kwaliteitsverbetering van de milieuverslaggeving te komen tot concrete inrichtingsrichtlijnen die meer houvast bieden. “Maatschappelijk verantwoord ondernemen mag op brede steun in de samenleving rekenen. Het zou daarom goed zijn wanneer de kwaliteit van de verstrekte gegevens over de maatschappelijke gevolgen van het ondernemen op gelijke hoogte staat als de financiële verslaggeving”, aldus Dick de Waard. Ook een verplichte verificatie door een onafhankelijke deskundige kan leiden tot vooruitgang. Van de onderzochte verslagen bevatte slechts 13 van de 25 milieuverslagen een dergelijke verificatieverklaring.